Mediawet BES
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
28-06-2012, Stb. 2012, 319 (uitgifte: 17-07-2012, kamerstukken: 33019)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-09-2012, Stb. 2012, 421 (uitgifte: 21-09-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Media
1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Commissariaat: Commissariaat voor de Media, genoemd in artikel 7.1, eerste lid, van de Mediawet 2008;
omroepdienst: dienst die betrekking heeft op het verzorgen van programma-aanbod dat op basis van een chronologisch schema dat is vastgesteld door de verzorger die redactioneel verantwoordelijk is voor het programma-aanbod door middel van uitzending langs radio-elektronische weg wordt verspreid voor gelijktijdige ontvangst door het algemene publiek of een deel daarvan;
omroepinstelling: privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid of natuurlijke persoon die een omroepdienst verzorgt;
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
politieke partij: vereniging waarvan de aanduiding op grond van artikel G 1, G 3, Q 6, Y 10 of Ya 48 van de Kieswet is geregistreerd in het register van aanduidingen voor de verkiezing van leden van de Tweede Kamer, de Eerste Kamer, het Europees Parlement of de eilandsraad;
programma: elektronisch product met beeld- of geluidsinhoud dat duidelijk afgebakend is en als zodanig herkenbaar onder een afzonderlijke titel via een omroepdienst wordt verspreid;
programma-aanbod: geheel van programma's inclusief elektronische producten met beeld- of geluidsinhoud tussen de programma's, dat wordt verspreid via een omroepdienst;
radio-omroep: omroepdienst die betrekking heeft op radioprogramma-aanbod;
radioprogramma: programma met uitsluitend geluidsinhoud;
reclameboodschap: uiting in welke vorm dan ook waarmee onmiskenbaar wordt beoogd het publiek te bewegen tot het kopen van een bepaald product of het gebruik maken van een bepaalde dienst, dan wel gunstig te stemmen ten aanzien van een bepaald bedrijf, een bedrijfstak of een bepaalde instelling teneinde de verkoop van producten of de afname van diensten te bevorderen;
sluikreclame: het anders dan op grond van deze wet als reclameboodschap vermelden of tonen van namen, (beeld)merken, producten, diensten of activiteiten van personen, bedrijven of instellingen als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daarmee wordt beoogd of mede wordt beoogd reclame te maken, met dien verstande dat het oogmerk in elk geval aanwezig is als de vertoning of vermelding tegen betaling of soortgelijke vergoeding geschiedt;
sponsoren: het verstrekken van financiële of andere bijdragen door een onderneming of een natuurlijke persoon die zich gewoonlijk niet bezighoudt met omroepactiviteiten of met de vervaardiging van audiovisuele producties, ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van programma-aanbod, teneinde verspreiding daarvan te bevorderen of mogelijk te maken;
teletekst: televisieprogramma dat uitsluitend bestaat uit stilstaande tekstbeelden die door de kijker in een door hem bepaalde volgorde en op een door hem bepaald tijdstip kunnen worden geraadpleegd;
televisieomroep: omroepdienst die betrekking heeft op televisieprogramma-aanbod;
televisieprogramma: programma met beeldinhoud, al dan niet mede met geluidsinhoud.
2.
Onder reclameboodschap als bedoeld in het eerste lid wordt niet verstaan het oproepen tot steun aan of het gunstig stemmen ten aanzien van instellingen met een wetenschappelijk, cultureel, godsdienstig, levensbeschouwelijk, politiek of liefdadig karakter, voor zover dat geen betrekking heeft op het kopen van een bepaald product of het gebruiken van een bepaalde dienst die in de handel verkrijgbaar is.