Wijzigingswet Wet op de inkomstenbelasting 1964, enz. (fiscale milieuversterking)
Artikel XII
Geldend
Geldend vanaf 12-06-2015
- Redactionele toelichting
Vindt voor het eerst toepassing m.b.t. boekjaren die aanvangen op of na 01-01-2016.
- Bronpublicatie:
04-06-2015, Stb. 2015, 207 (uitgifte: 11-06-2015, kamerstukken: 34003)
- Inwerkingtreding
12-06-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-06-2015, Stb. 2015, 207 (uitgifte: 11-06-2015, kamerstukken: 34003)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
1.
Indien in de periode van 5 juli 1996 tot het begin van het eerste boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 1998 van een door een publiekrechtelijke rechtspersoon gedreven onderneming als bedoeld in het tot het moment van inwerkingtreding van de Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen geldende artikel 2, derde lid, tweede volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, door deze rechtspersoon activiteiten als bedoeld in die tweede volzin zijn ingebracht in of vervreemd aan een ander lichaam waarin de inbrenger of de vervreemder voor ten minste een derde gedeelte een belang heeft, waarmee hij in een groep is verbonden in de zin van artikel 24b van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of waarvan hij een bestuurder kan benoemen of ontslaan, vindt in afwijking in zoverre van de artikelen 10 en 10a, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bij dat andere lichaam geen afschrijving plaats op goodwill met betrekking tot de van de inbrenger of de vervreemder daarbij verkregen vermogensbestanddelen.
2.
Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de inbreng of vervreemding van activiteiten door een lichaam als bedoeld in het tot het moment van inwerkingtreding van de Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen geldende artikel 2, zevende lid, tweede volzin, onderdeel j, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 of door een lichaam als bedoeld in het slot van dat tot dat moment geldende artikel.