Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 1:93 [Uitzondering: bijzondere gevallen]
Geldend
Geldend vanaf 15-10-2020
- Bronpublicatie:
07-10-2020, Stb. 2020, 380 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35440)
- Inwerkingtreding
15-10-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-10-2020, Stb. 2020, 380 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35440)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De toezichthouder kan, in afwijking van artikel 1:89, eerste lid, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan:
- a.
de Europese Centrale Bank, een buitenlandse nationale centrale bank of een andere buitenlandse instantie die is belast met een soortgelijke taak, handelend in haar hoedanigheid van monetaire autoriteit, voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van haar wettelijke taken, waaronder de monetaire taak en de daarmee samenhangende beschikbaarstelling van liquide middelen, de uitoefening van toezicht op betalings- clearing- en afwikkelsystemen en de waarborging van de stabiliteit van het financiële stelsel, of voor de taakuitoefening van een andere buitenlandse instantie die is belast met het toezicht op betalingssystemen;
- b.
een accountant die is belast met de wettelijke controle van de jaarrekening van een financiële onderneming, voorzover de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen betrekking hebben op die financiële onderneming en noodzakelijk zijn voor de controle;
- c.
een actuaris die is belast met de wettelijke controle van een financiële onderneming, voorzover de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen betrekking hebben op die financiële onderneming en noodzakelijk zijn voor de controle;
- d.
de marktexploitant, de beleggingsonderneming die een multilaterale handelsfaciliteit exploiteert of de houder van een met een gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat is met het oog op de controle op de naleving van de voor die markt te hanteren regels; of
- e.
de Nederlandse Zorgautoriteit, voorzover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van haar wettelijke taken;
- f.
de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de Nationale Politie, het Bureau Financieel Toezicht, de Financiële Inlichtingen Eenheid, de kansspelautoriteit en het Openbaar Ministerie, voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van hun wettelijke taken;
- g.
de Autoriteit Consument en Markt en het Agentschap, voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van hun taken op grond van verordening 1227/2011;
- h.
een clearinginstelling of afwikkelonderneming, voor zover de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen betrekking hebben op het in gebreke blijven van een marktdeelnemer of de voorzienbare mogelijkheid daartoe en verstrekking in het belang is van het functioneren van de clearinginstelling of afwikkelonderneming;
- i.
de Autoriteit Consument en Markt, voor zover de gegevens en inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van de haar op grond van artikel 1:25a opgedragen taak tot het houden van toezicht op de naleving van de artikelen 5:88 en 5:88a dan wel voor de uitoefening van haar taken ingevolge de Mededingingswet, voor zover deze betrekking hebben op de mededinging bij het verlenen van betaaldiensten, en de toezichthouder de gegevens of inlichtingen heeft verkregen bij de uitoefening van het toezicht op het verlenen van betaaldiensten;
- j.
de Autoriteit Persoonsgegevens, voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van haar wettelijke taken en betrekking hebben op betaaldiensten en de toezichthouder de gegevens of inlichtingen heeft verkregen bij de uitoefening van het toezicht op het verlenen van betaaldiensten;
- k.
Onze Minister van Justitie en Veiligheid, voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van zijn taken op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet controle op rechtspersonen.
2.
De toezichthouder verstrekt geen vertrouwelijke gegevens of inlichtingen op grond van het eerste lid indien:
- a.
het doel waarvoor de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;
- b.
het beoogde gebruik van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen niet past in het kader van het toezicht op financiële markten of op personen die op die markten werkzaam zijn;
- c.
de verstrekking van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;
- d.
de geheimhouding van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;
- e.
de verstrekking van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen; of
- f.
onvoldoende is gewaarborgd dat de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.
3.
Voorzover de gegevens of inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, zijn verkregen van een toezichthoudende instantie, verstrekt de toezichthouder deze niet aan de andere toezichthouder of aan een andere toezichthoudende instantie, tenzij de toezichthoudende instantie waarvan de gegevens of inlichtingen zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking van de gegevens of inlichtingen en in voorkomend geval heeft ingestemd met het gebruik voor een ander doel dan waarvoor de gegevens of inlichtingen zijn verstrekt.
4.
Indien een instantie of persoon als bedoeld in het eerste lid aan de toezichthouder die de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen op grond van dat lid heeft verstrekt, verzoekt om die vertrouwelijke gegevens of inlichtingen te mogen gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, willigt de toezichthouder dat verzoek slechts in:
- a.
indien het beoogde gebruik niet in strijd is met het eerste, tweede of derde lid; of
- b.
voorzover die instantie of persoon op een andere wijze dan in deze wet voorzien met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke procedures voor dat andere doel de beschikking over die gegevens of inlichtingen zou kunnen verkrijgen; en
- c.
na overleg met Onze Minister van Justitie indien het in de aanhef bedoelde verzoek betrekking heeft op een onderzoek naar strafbare feiten.