Einde inhoudsopgave
Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen
Artikel 11 Minimaal vereist eigen vermogen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Bronpublicatie:
20-06-2018, Stb. 2018, 194 (uitgifte: 28-06-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2018, Stb. 2018, 194 (uitgifte: 28-06-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt het totaal van de in dit artikel beschreven berekeningen.
2.
Voor pensioenregelingen waarbij door het fonds beleggingsrisico wordt gelopen, wordt vier procent van het bedrag van de bruto technische voorzieningen vermenigvuldigd met de verhouding tussen de bruto technische voorzieningen onder aftrek van de overdrachten uit hoofde van verzekering en de bruto technische voorzieningen aan het eind van het afgelopen boekjaar. Dit verhoudingsgetal is ten minste vijfentachtig procent.
3.
Voor pensioenregelingen waarbij door het fonds geen beleggingsrisico wordt gelopen en de beheerslasten voor een periode van meer dan vijf jaar zijn vastgelegd, wordt één procent van de technische voorzieningen aan het einde van het boekjaar gerekend, overeenkomstig het tweede lid.
4.
Voor pensioenregelingen waarbij door het fonds geen beleggingsrisico wordt gelopen en de beheerslasten voor een periode van vijf jaar of minder zijn vastgelegd, wordt vijfentwintig procent van de netto beheerslasten in verband met de bedrijfsuitoefening in het afgelopen boekjaar gerekend.
5.
Voor pensioenregelingen met risicokapitaal bij overlijden, wordt 0,3 procent van het aanwezige risicokapitaal vermenigvuldigd met de verhouding tussen het risicokapitaal dat ten laste van het fonds blijft na aftrek van de overdrachten uit hoofde van verzekering en het risicokapitaal in het afgelopen boekjaar. Dit verhoudingsgetal is ten minste vijftig procent.
6.
Voor zover het fonds arbeidsongeschiktheidspensioen of premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid uitvoert, wordt de hoogste uitkomst van de volgende berekeningen gerekend:
- a.
achttien procent van de in het afgelopen boekjaar geboekte dan wel verdiende premies, naargelang welk bedrag het hoogst is en van de in rekening gebrachte poliskosten, voor zover deze premies en kosten niet meer bedragen dan € 50 miljoen, vermeerderd met zestien procent van deze premies en kosten voor zover deze meer bedragen dan € 50 miljoen. De uitkomst van deze berekening wordt vermenigvuldigd met de verhouding tussen de schaden die voor eigen rekening komen van het fonds na overdracht uit hoofde van verzekering en de bruto schaden in de afgelopen drie boekjaren. Dit verhoudingsgetal is ten minste vijftig procent;
- b.
zesentwintig procent van de gemiddeld geboekte bruto schaden in de afgelopen drie boekjaren en van de gemiddelde toevoeging aan de schadevoorziening in deze jaren, voor zover deze schaden en toevoeging niet meer bedragen dan € 35 miljoen, vermeerderd met drieëntwintig procent van deze schaden en toevoeging, voor zover deze meer bedragen dan € 35 miljoen. De uitkomst van deze berekening wordt vermenigvuldigd met de verhouding tussen de schaden die voor eigen rekening komen van het fonds na overdracht uit hoofde van verzekering en de bruto schaden in de afgelopen drie boekjaren. Dit verhoudingsgetal is ten minste vijftig procent.
7.
Indien de hoogste uitkomst van de berekeningen, bedoeld in het zesde lid, lager is dan in het afgelopen boekjaar, is de uitkomst ten minste gelijk aan de uitkomst van het afgelopen boekjaar vermenigvuldigd met de verhouding tussen de technische voorzieningen voor te betalen schaden onder aftrek van de overdrachten uit verzekering aan het einde van het afgelopen boekjaar en de technische voorzieningen voor te betalen schaden onder aftrek van de overdrachten uit verzekering aan het begin van het afgelopen boekjaar. Dit verhoudingsgetal is ten hoogste honderd procent.
8.
De Nederlandsche Bank kan tegen de op verzekering gebaseerde verlaging van het minimaal vereist eigen vermogen overeenkomstig het tweede, vijfde, zesde en zevende lid, bedenkingen naar voren brengen indien:
- a.
de aard of de kwaliteit van de overdracht uit hoofde van verzekering sinds het afgelopen boekjaar sterk is gewijzigd; of
- b.
er nauwelijks of geen risico-overdracht plaatsvindt uit hoofde van verzekering.