Besluit invoering signalement-kaarten
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1934
- Bronpublicatie:
03-02-1934, Stb. 1934, 38 (uitgifte: 01-01-1934, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1934
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-02-1934, Stb. 1934, 38 (uitgifte: 01-01-1934, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
1.
Er worden signalement-kaarten opgemaakt:
- A.
van alle onherroepelijk veroordeelden tot eene gevangenisstraf van zes maanden of langer wegens eenig gemeen of militair misdrijf, die den leeftijd van 23 jaren bereikt hebben;
- B.
van de tot plaatsing in eene Rijkswerkinrichting krachtens artikel 434 of het vierde lid van artikel 453 van het Wetboek van Strafrecht veroordeelden, die den leeftijd van 23 jaren bereikt hebben, voor zoover de door den Minister van Justitie te stellen regelen het voorschrijven;
- C.
van alle aangehouden of gevangen genomen verdachten van eenig misdrijf of eene der in de artikelen 432 en 433 van het Wetboek van Strafrecht omschreven overtredingen, ter vaststelling van wier identiteit het opmaken van een signalement-kaart in het belang der Justitie wenschelijk is te achten.
2.
Signalement-kaarten van de onder C. bedoelde personen worden niet opgemaakt dan op last van de procureurs-generaal bij de gerechtshoven, den advocaat-fiscaal voor de zee- en landmacht, de officieren van Justitie, de auditeurs-militair of de fiscalen bij de zeekrijgsraden binnengaats.