Einde inhoudsopgave
Kadasterregeling 1994
Artikel 34
Geldend
Geldend vanaf 02-08-1998
- Bronpublicatie:
11-04-1998, Stcrt. 1998, 143 (uitgifte: 01-01-1998, regelingnummer: 98/5333)
- Inwerkingtreding
02-08-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-04-1998, Stcrt. 1998, 143 (uitgifte: 01-01-1998, regelingnummer: 98/5333)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Goederenrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Algemeen
1.
De in artikel 52, eerste lid, van de wet bedoelde coördinaatpunten (RD-punten) worden landelijk genummerd. De nummers zijn opgebouwd uit zes cijfers.
2.
De in het eerste lid bedoelde nummers verwijzen met de eerste drie cijfers naar het blad van de overzichtskaart op schaal 1:50.000, waarbij het derde cijfer verwijst naar het oorspronkelijk westelijk of oostelijk halfblad van de topografische indeling door het cijfer 9 respectievelijk 0.
3.
Het vierde cijfer geeft de orde van het punt aan. Het volgnummer in de groep wordt aangegeven door de laatste twee cijfers.
4.
Bij de nummering worden op de laatste drie posities de volgende cijferreeksen gebruikt:
- a.
101 tot en met 119 voor de oorspronkelijke eerste orde punten van het primaire driehoeksnet;
- b.
201 tot en met 299 voor de RD-punten van de tweede orde;
- c.
301 en hoger voor alle overige punten.