Regeling functionele valuta
Artikel 2 [Voorwaarden; toepassing op verzoek voor tien jaren]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Bronpublicatie:
23-12-2010, Stcrt. 2010, 21111 (uitgifte: 30-12-2010, regelingnummer: DB2010/281M)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2010, Stcrt. 2010, 21111 (uitgifte: 30-12-2010, regelingnummer: DB2010/281M)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting (V)
1.
Op verzoek van de belastingplichtige wordt het belastbare bedrag berekend in een andere geldeenheid dan de euro indien de belastingplichtige de jaarrekening over het jaar dat aanvangt met het overgangstijdstip op de voet van artikel 362, zevende lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in die andere geldeenheid opstelt. Indien artikel 362, zevende lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet op de belastingplichtige van toepassing is, is de eerste volzin van overeenkomstige toepassing indien de belastingplichtige de jaarrekening opstelt in een andere geldeenheid en dit wordt gerechtvaardigd door de werkzaamheid van de belastingplichtige of de internationale vertakking van zijn groep.
2.
Bij inwilliging van het verzoek geldt zulks met ingang van het jaar volgend op het jaar waarin het verzoek is gedaan en tot wederopzegging door de belastingplichtige, met dien verstande dat bij inwilliging van een verzoek dat wordt gedaan in het jaar waarin de belastingplicht een aanvang neemt, zulks geldt met ingang van het tijdstip waarop de belastingplicht een aanvang neemt.
3.
Wederopzegging is eerst mogelijk met ingang van het jaar volgend op het jaar waarin het verzoek tot wederopzegging wordt gedaan, doch niet eerder dan met ingang van het jaar volgend op het tiende jaar na het overgangstijdstip. Indien het verzoek betrekking heeft op een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15 van de wet is wederopzegging door de belastingplichtige die als dochtermaatschappij ophoudt deel uit te maken van de fiscale eenheid slechts mogelijk met ingang van het jaar waarin de moedermaatschappij van de fiscale eenheid dit zou kunnen doen.
4.
De inspecteur beslist op een verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking, waarbij hij in bijzondere gevallen afwijkingen kan toestaan van het bepaalde in het derde lid.