Einde inhoudsopgave
Vreemdelingenbesluit 2000
Artikel 2.3 [Geldig document]
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2014
- Bronpublicatie:
03-10-2014, Stb. 2014, 401 (uitgifte: 31-10-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-10-2014, Stb. 2014, 400 (uitgifte: 31-10-2014, kamerstukken: 33944)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de wet van 01-10-2014, Stb. 400.
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
1. [Geldig document]
Onverminderd de overige terzake bij de Wet gestelde vereisten, wordt toegang tot Nederland niet geweigerd op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet, indien de vreemdeling in het bezit is van:
- a.
een geldig document voor grensoverschrijding dat is voorzien van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf, indien hij zich naar Nederland begeeft voor een verblijf aldaar van langer dan 90 dagen, of
- b.
een door Onze Minister afgegeven verklaring die aan hem recht geeft op terugkeer naar Nederland.
2.
Een afzonderlijke geldige machtiging tot voorlopig verblijf wordt gelijkgesteld met een geldig document voor grensoverschrijding, indien de vreemdeling tevens in het bezit is van het in deze machtiging vermelde document.
3.
In afwijking van het eerste lid wordt toegang niet geweigerd indien de vreemdeling zich naar Nederland begeeft voor een verblijf van langer dan 90 dagen en hij in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding waarin de benodigde machtiging tot voorlopig verblijf ontbreekt, mits de vreemdeling:
- a.
de nationaliteit bezit van één van bij ministeriële regeling aan te wijzen staten, of
- b.
behoort tot een bij ministeriële regeling aan te wijzen categorie.
4.
Bij ministeriële regeling kan, ter uitvoering van een verdrag, dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie, van het eerste lid worden afgeweken ten gunste van vreemdelingen ten aanzien van het bezit van een document voor grensoverschrijding.