Einde inhoudsopgave
Belastingregeling voor het Koninkrijk
Artikel 35 [Regeling voor onderling overleg]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1997
- Bronpublicatie:
13-12-1996, Stb. 1996, 644 (uitgifte: 01-01-1996, kamerstukken: 24583)
- Inwerkingtreding
01-01-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-1996, Stb. 1996, 644 (uitgifte: 01-01-1996, kamerstukken: 24583)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
1.
Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een of van beide landen voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Rijkswet kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de wetgeving van die landen voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van het land waarvan hij inwoner is, of, indien het geval valt onder artikel 1, tweede lid, aan die van het land naar welks recht het lichaam is opgericht. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaren nadat de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Rijkswet, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
2.
De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van het andere land te regelen ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met deze Rijkswet te vermijden. De overeengekomen regeling wordt uitgevoerd niettegenstaande de verjaringstermijnen in de nationale wetgeving van de landen.
3.
De bevoegde autoriteiten van de landen trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van deze Rijkswet in onderlinge overeenstemming op te lossen.
Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen teneinde dubbele belasting ongedaan te maken in gevallen waarvoor in de Rijkswet geen voorziening is getroffen.
4.
De bevoegde autoriteiten van de landen kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen teneinde een overeenstemming als bedoeld in de voorgaande leden te bereiken. Indien voor het bereiken van overeenstemming een mondelinge gedachtenwisseling raadzaam lijkt, kan zulk een gedachtenwisseling plaatsvinden in een commissie die bestaat uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de landen.