Einde inhoudsopgave
Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar
Artikel 4 Het plan van aanpak
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
09-05-2023, Stcrt. 2023, 13931 (uitgifte: 17-05-2023, regelingnummer: 2020-0000231089)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-05-2023, Stcrt. 2023, 13931 (uitgifte: 17-05-2023, regelingnummer: 2020-0000231089)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Verzekeringen
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
1.
Indien uit het oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst, bedoeld in artikel 2, tweede of derde lid, blijkt dat er nog mogelijkheden zijn om de terugkeer naar arbeid van de werknemer te bevorderen, stelt de werkgever in overeenstemming met de werknemer, binnen twee weken na het oordeel een plan van aanpak op.
2.
Het plan van aanpak, bedoeld in het eerste lid, omvat in ieder geval:
- a.
de door de werkgever en de werknemer te ondernemen activiteiten gericht op inschakeling in de arbeid, de daarmee te bereiken doelstellingen, de termijnen waarbinnen die doelstellingen naar verwachting kunnen worden bereikt, alsmede de visie van de werkgever en de werknemer hierop;
- b.
afspraken omtrent de momenten waarop de in het plan van aanpak overeengekomen activiteiten door de werkgever en de werknemer worden geëvalueerd, die evaluatie vindt periodiek, en in ieder geval aan het einde van het eerste ziektejaar plaats, en omvat de visie van de werkgever en de werknemer hierop; en
- c.
aanwijzing van een persoon die de overeengekomen activiteiten begeleidt en het contact verzorgt tussen werknemer, werkgever en bedrijfsarts of arbodienst.
3.
Het plan van aanpak wordt schriftelijk vastgelegd. De werkgever verstrekt hiervan onverwijld een afschrift aan de werknemer, de in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde persoon en de bedrijfsarts of de arbodienst.
4.
De werkgever draagt er zorg voor dat de bedrijfsarts of de arbodienst de werknemer regelmatig hoort over het verloop van de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid en verlangt indien het verloop van de ongeschiktheid naar het oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst bijstelling van het plan van aanpak noodzakelijk maakt, hieromtrent onverwijld advies van de bedrijfsarts of de arbodienst aan zichzelf en de werknemer.
5.
Het plan van aanpak wordt bijgesteld indien de evaluatie van dat plan van aanpak of het in het vierde lid bedoeld advies van de bedrijfsarts of de arbodienst daartoe aanleiding geeft. Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.