Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990
Artikel 6da
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Redactionele toelichting
Vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot belastingschulden waarvoor op of na 01-01-2019 uitstel van betaling is verleend.
- Bronpublicatie:
31-12-2018, Stcrt. 2018, 72059 (uitgifte: 31-12-2018, regelingnummer: IZV 2018-0000208765)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-12-2018, Stcrt. 2018, 72059 (uitgifte: 31-12-2018, regelingnummer: IZV 2018-0000208765)
- Vakgebied(en)
Invordering / Algemeen
Invordering / Uitstel van betaling, kwijtschelding en verjaring
Invordering (V)
1.
De ontvanger verleent de belastingschuldige die een schriftelijk verzoek doet als bedoeld in artikel 25b, eerste lid, van de wet een gespreide betalingsregeling voor belastingaanslagen voor zover daarin is begrepen vennootschapsbelasting als bedoeld in artikel 25b, eerste lid, van de wet. De betalingsregeling wordt verleend onder de voorwaarde dat bij het verzoek om de betalingsregeling aan de hand van schriftelijke bescheiden het bedrag aannemelijk wordt gemaakt van de voordelen, bedoeld in artikel 25b, eerste lid, van de wet.
2.
Gedurende de looptijd van de betalingsregeling dient de belastingschuldige jaarlijks aan de hand van schriftelijke bescheiden aannemelijk te maken dat de voordelen, bedoeld in artikel 25b, eerste lid, van de wet, in dat jaar niet in aanmerking zouden zijn genomen indien hij belastingplichtig in Nederland zou zijn gebleven.
3.
Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25b, vierde lid, van de wet, stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.