Einde inhoudsopgave
Wet rol werknemers bij Europese rechtspersonen
Artikel 1:6 Verhouding tot andere wetten
Geldend
Geldend vanaf 18-08-2006
- Bronpublicatie:
05-07-2006, Stb. 2006, 361 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken: 30386)
- Inwerkingtreding
18-08-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-08-2006, Stb. 2006, 362 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Medezeggenschapsrecht
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
1.
Wanneer een SE een communautaire onderneming is of een moederonderneming in een communautaire groep in de zin van de Wet op de Europese ondernemingsraden, is die wet niet van toepassing op die onderneming en haar dochterondernemingen, tenzij de bijzondere onderhandelingsgroep het besluit, bedoeld in artikel 1:13, eerste lid, onderdeel b heeft genomen.
2.
Bij de benoeming van leden van het toezichthoudend orgaan of het bestuursorgaan van de SE heeft de ondernemingsraad niet de rechten en bevoegdheden die hem zijn toegekend in artikel 158, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste en twaalfde lid, artikel 159, tweede lid, artikel 161, tweede lid, artikel 268, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste en twaalfde lid, artikel 269, tweede lid en artikel 271, tweede lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
3.
Dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan het bij of krachtens de wet bepaalde over het recht op:
- a.
informatie, raadpleging en medezeggenschap dat de werknemers van de SE en van haar dochterondernemingen en vestigingen genieten, anders dan medezeggenschap bij de benoeming van commissarissen of bestuurders in het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SE;
- b.
medezeggenschap bij de benoeming van commissarissen of bestuurders in dochterondernemingen van de SE.