Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Artikel 2a Samenloop met buitenlandse tegemoetkomingen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2013
- Bronpublicatie:
14-06-2013, Stb. 2013, 224 (uitgifte: 25-06-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2013, Stb. 2013, 224 (uitgifte: 25-06-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Toeslagen (V)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Belastingrecht algemeen (V)
1.
Bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden regels gesteld met betrekking tot de samenloop van tegemoetkomingen op grond van de Wet op het kindgebonden budget met naar aard en strekking daarmee overeenkomende tegemoetkomingen op grond van een regeling van een andere Staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of Zwitserland.
2.
Bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden regels gesteld met betrekking tot de samenloop van tegemoetkomingen op grond van de Wet op het kindgebonden budget met naar aard en strekking daarmee overeenkomende tegemoetkomingen op grond van een regeling van een volkenrechtelijke organisatie als bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onderdeel d, of 14, tweede lid, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999.
3.
Bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, worden regels gesteld met betrekking tot de berekeningswijze en de wijze van verrekening van tegemoetkomingen op grond van een inkomensafhankelijke regeling in situaties waarin een of meer Nederlandse gezinsbijslagen als bedoeld in artikel 1, onder z) van Verordening (EG) nr. 883/2004 met toepassing van artikel 68 van die verordening en Verordening (EG) nr. 987/2009 worden uitbetaald in de vorm van een aanvulling op een of meer gezinsbijslagen van een andere lidstaat.
4.
Bij regeling van Onze Minister worden, zo nodig met terugwerkende kracht, voor situaties waarin de Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 6, vierde lid, van Verordening (EG) nr. 987/2009 geacht wordt retroactief bevoegd te zijn geweest regels gesteld met betrekking tot de aanvraag tot toekenning van een tegemoetkoming op grond van een inkomensafhankelijke regeling, de beslissingstermijnen die gelden voor de toekenning of herziening van deze tegemoetkoming alsmede met betrekking tot het aanvangstijdstip van het tijdvak waarover rente wordt berekend als bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de wet.