Einde inhoudsopgave
Besluit Erfgoedwet archeologie
Artikel 2.3 Verenigingen voor vrijwilligers in de archeologie in gemeentelijk ingedeeld gebied
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2024
- Bronpublicatie:
26-02-2024, Stb. 2024, 47 (uitgifte: 04-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-02-2024, Stb. 2024, 47 (uitgifte: 04-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Erfgoed, monumenten en archeologie
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Het opgravingsverbod in artikel 5.1, eerste lid, van de wet, is niet van toepassing op een opgraving in gemeentelijk ingedeeld gebied die wordt verricht door een vereniging die het behouden en beoefenen van archeologie als statutair doel heeft.
2.
De vrijstelling bedoeld in het eerste lid is slechts van toepassing indien:
- a.
het terreinen betreft waarvan het college van burgemeester en wethouders heeft vastgesteld dat nader archeologisch onderzoek niet is vereist, en
- b.
de vereniging niet in opdracht van een derde handelt.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op een:
- a.
rijksmonument;
- b.
monument of archeologisch monument waarvoor de toezending van het ontwerpbesluit tot aanwijzing als rijksmonument op grond van artikel 3:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft plaatsgevonden, vanaf de dag van die toezending tot het moment van inschrijving in het rijksmonumentenregister of het moment waarop vaststaat dat het monument of archeologisch monument niet wordt ingeschreven in dat register; en
- c.
een provinciaal monument of een voorbeschermd provinciaal monument als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving.
4.
De artikelen 5.4, eerste lid, en 5.6 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid bedoelde opgravingen.