Einde inhoudsopgave
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Artikel 2:55 Betaling aan instellingen
Geldend
Geldend vanaf 19-03-2020
- Bronpublicatie:
05-02-2020, Stb. 2020, 67 (uitgifte: 24-02-2020, kamerstukken: 35299)
- Inwerkingtreding
19-03-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-03-2020, Stb. 2020, 93 (uitgifte: 18-03-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Algemeen
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Uitkeringsvoorwaarden
1.
Indien de jonggehandicapte aan wie een inkomensvoorziening is toegekend, aanspraak heeft op verstrekking of vergoeding van zorg als bedoeld in de Wet langdurige zorg en op grond van die wet een bijdrage voor die zorg verschuldigd is, is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bevoegd de inkomensondersteuning tot het bedrag van die bijdrage in plaats van aan de jonggehandicapte zonder diens machtiging uit te betalen aan het Zorginstituut Nederland, genoemd in artikel 58, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet.
2.
Indien aan de jonggehandicapte aan wie een inkomensvoorziening is toegekend, een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor beschermd wonen als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, en hij op grond van die wet hiervoor een bijdrage is verschuldigd, is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bevoegd de inkomensvoorziening tot het bedrag van die bijdrage in plaats van aan de jonggehandicapte, aan wie de inkomensvoorziening is toegekend, zonder diens machtiging uit te betalen aan het CAK, genoemd in artikel 6.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg, dat voor de gemeente de bijdrage int.
3.
Indien de jonggehandicapte, aan wie een inkomensvoorziening is toegekend, in een inrichting ter verpleging van geesteszieken of van zwakzinnigen is opgenomen en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van de desbetreffende inrichting of van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente die de opnamekosten betaalt, het verzoek ontvangt om de inkomensvoorziening aan die inrichting of die gemeente uit te betalen, kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen dat verzoek zonder het stellen van andere voorwaarden inwilligen.
4.
Indien het eerste of tweede lid toepassing vindt, heeft de in het derde lid bedoelde bevoegdheid betrekking op het gedeelte van de inkomensvoorziening dat niet aan de in het eerste of tweede lid genoemde instantie wordt uitbetaald.
5.
Een herziening van de betaling van de inkomensvoorziening op grond van het eerste of tweede lid als gevolg van een wijziging van de verschuldigde bijdrage vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.