Einde inhoudsopgave
Wet op het primair onderwijs
Artikel 205 Besteding besparingen als gevolg van de vermindering van het aantal basisscholen ingevolge de Tijdelijke wet bekostiging nieuwe basisscholen en artikel XXII van de wet van 15 december 1993, Stb. 716
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022
- Redactionele toelichting
Voorheen art. 192.
- Bronpublicatie:
25-02-2021, Stb. 2021, 171 (uitgifte: 07-04-2021, kamerstukken: 35605)
- Inwerkingtreding
01-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-03-2022, Stb. 2022, 114 (uitgifte: 16-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Primair onderwijs
1.
Besparingen voor het Rijk als gevolg van de vermindering van het aantal basisscholen door de Tijdelijke wet bekostiging nieuwe basisscholen en de wet van 15 december 1993, Stb. 716 , worden, voor zover deze een extra bijdrage aan het Gemeentefonds, bedoeld in artikel 3 van de Financiële-verhoudingswet 1984, in verband met extra uitgaven op grond van artikel 45 van de Wet op het basisonderwijs als gevolg van die vermindering overstijgen, door het Rijk besteed ten behoeve van het basisonderwijs.
2.
De besparingen als gevolg van de vermindering van het aantal basisscholen worden jaarlijks bepaald door de kosten van het aantal door het Rijk bekostigde basisscholen op 1 augustus van dat jaar te vergelijken met de kosten van het aantal bassischolen dat naar verwachting zou worden bekostigd zonder de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet bekostiging nieuwe basisscholen en de wet van 15 december 1993, Stb. 716 , te weten:
per 1 augustus 1992 8436 basisscholen,
per 1 augustus 1993 8416 basisscholen,
per 1 augustus 1994 8396 basisscholen,
per 1 augustus 1995 8376 basisscholen,
per 1 augustus 1996 en daaropvolgende jaren 8356 basisscholen.
3.
De ingevolge het tweede lid voor de jaren 1994 en volgende berekende besparingen worden telkens verwerkt in de Rijksbegroting voor het daaropvolgende jaar.
4.
Over de besteding van de besparingen vindt overleg plaats met de landelijke organisaties van schoolbesturen, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de landelijke organisaties van ouders en de landelijke organisaties van onderwijspersoneel.