Einde inhoudsopgave
Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen
Artikel 13c [Overlevering/terugzendbeding]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
25-06-2014, Stb. 2014, 240 (uitgifte: 02-07-2014, kamerstukken: 33742)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-11-2014, Stb. 2014, 463 (uitgifte: 04-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Buitenlandse Zaken
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Overdracht en overname strafvervolging
1.
Het bepaalde in het derde lid van artikel 13 en in het vierde lid van artikel 13a staat er niet aan in de weg, dat inbeslaggenomen voorwerpen desverzocht worden overgeleverd aan de verzoekende vreemde staat met het oog op de oplegging en tenuitvoerlegging van een verbeurdverklaring of van een tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel strekkende sanctie. Daartoe worden inbeslaggenomen voorwerpen ter beschikking van de officier van justitie gesteld, voor zover de rechtbank, met inachtneming van het toepasselijke verdrag, daartoe verlof verleent.
2.
Het krachtens het eerste lid vereiste verlof wordt slechts verleend onder het voorbehoud, dat bij de afgifte aan de buitenlandse autoriteiten wordt bedongen, dat de voorwerpen worden teruggezonden, ook wanneer deze zijn verbeurd verklaard of als wederrechtelijk verkregen voordeel ontnomen, in welk geval zij in eigendom aan de Nederlandse staat worden overgedragen, dan wel dat de verzoekende staat een door Onze Minister te bepalen geldbedrag, overeenkomende met het geheel of een deel van de waarde van de voorwerpen, aan de Nederlandse staat doet overmaken. Onze Minister kan besluiten af te zien van de aanspraak op overmaking van het bedongen geldbedrag, indien de verzoekende staat aantoont dat de afgegeven voorwerpen zijn overgedragen aan derden rechthebbenden.
3.
De behandeling van een verzoek of vordering tot verlening van verlof door de raadkamer geschiedt in het openbaar. Op de behandeling is het bepaalde in de zesde afdeling van Titel I van Boek I van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
4.
Beroep in cassatie kan door het openbaar ministerie worden ingesteld binnen veertien dagen na de dagtekening der beschikking en door de overige procesdeelnemers binnen veertien dagen na de dagtekening van de brief waarmee de beschikking is toegezonden.