Richtlijn 2002/55/EG betreffende het in de handel brengen van groentezaad
Artikel 2
Geldend vanaf 13-04-2020
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-07-2020. Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2020, L 166).
- Bronpublicatie:
23-03-2020, PbEU 2020, L 88 (uitgifte: 24-03-2020, regelingnummer: 2020/432 )
- Inwerkingtreding
13-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-03-2020, PbEU 2020, L 88 (uitgifte: 24-03-2020, regelingnummer: 2020/432 )
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:
- a)
In de handel brengen: de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden met het oog op commercieel gebruik, tegen of zonder vergoeding.
Onder ‘in de handel brengen’ wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen:
- —
de beschikbaarstelling van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties;
- —
de levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.
Onder ‘in de handel brengen’ wordt niet verstaan de levering van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de dienstverlener geen rechten op het geleverde zaaizaad of op de opbrengst van de oogst verwerft. De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het versterkte zaaizaad op dat moment voldoet.
De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepaling worden volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.
- b)
Groenten: planten van de volgende gewassen, bestemd voor land- of tuinbouw, met uitzondering van de sierteelt
Allium cepa L.
- —
Cepa Groep (Ui, Echalion)
- —
Aggregatum Groep (Sjalot)
Allium fistulosum L. (Stengelui)
- —
alle rassen
Allium porrum L. (Prei)
- —
alle rassen
Allium sativum L. (Knoflook)
- —
alle rassen
Allium schoenoprasum L. (Bieslook)
- —
alle rassen
Anthriscus cerefolium (L.) Hoffm. (Kervel)
- —
alle rassen
Apium graveolens L.
- —
Selderij Groep
- —
Knolselderij Groep
Asparagus officinalis L. (Asperge)
- —
alle rassen
Beta vulgaris L.
- —
Rode Biet Groep (Rode biet, inclusief Cheltenham beet)
- —
Snijbiet Groep (Snijbiet)
Brassica oleracea L.
- —
Boerenkool Groep
- —
Bloemkool Groep
- —
Sluitkool Groep (Rode- en wittekool)
- —
Spruitkool Groep
- —
Koolrabi Groep
- —
Savooiekool Groep
- —
Broccoli Groep (Calabrese- en sprouting type)
- —
Palmkool Groep
- —
Tronchuda Groep (Portugese kool)
Brassica rapa L.
- —
Chinese Kool Groep
- —
Meiraap Groep
Capsicum annuum L. (Paprika en Spaanse peper)
- —
alle rassen
Cichorium endivia L. (Krulandijvie/Andijvie)
- —
alle rassen
Cichorium intybus L.
- —
Witlof Groep
- —
Bladcichorei Groep (Bladcichorei)
- —
Industriële Cichorei Groep (Wortelcichorei)
Citrullus lanatus (Thunb.) Matsum. & Nakai (Watermeloen)
- —
alle rassen
Cucumis melo L. (Meloen)
- —
alle rassen
Cucumis sativus L.
- —
Komkommer Groep
- —
Augurk Groep
Cucurbita maxima Duchesne (Pompoen)
- —
alle rassen
Cucurbita pepo L. (Courgette, met inbegrip van rijpe pompoen en al dan niet rijpe patissons)
- —
alle rassen
Cynara cardunculus L.
- —
Artisjok Groep
- —
Kardoen Groep
Daucus carota L. (Wortel en voederwortel)
- —
alle rassen
Foeniculum vulgare Mill. (Knolvenkel)
- —
Azoricum Groep
Lactuca sativa L. (Sla)
- —
alle rassen
Solanum lycopersicum L. (Tomaat)
- —
alle rassen
Petroselinum crispum (Mill.) Nyman ex A. W. Hill
- —
Bladpeterselie Groep
- —
Wortelpeterselie Groep
Phaseolus coccineus L. (Pronkboon)
- —
alle rassen
Phaseolus vulgaris L.
- —
Stamboon Groep
- —
Stokboon Groep
Pisum sativum L.
- —
Rondzadige Doperwt Groep
- —
Kreukzadige Doperwt Groep
- —
Peul Groep
Raphanus sativus L.
- —
Radijs Groep
- —
Rammenas Groep
Rheum rhabarbarum L. (Rabarber)
- —
alle rassen
Scorzonera hispanica L. (Schorseneer)
- —
alle rassen
Solanum melongena L. (Aubergine)
- —
alle rassen
Spinacia oleracea L. (Spinazie)
- —
alle rassen
Valerianella locusta (L.) Laterr. (Veldsla)
- —
alle rassen
Vicia faba L. (Tuinboon)
- —
alle rassen
Zea mays L.
- —
Suikermais Groep
- —
Pofmais Groep
Alle hybriden van de hierboven vermelde soorten en groepen.
- c)
Basiszaad: zaad
- i)
dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de instandhouding met betrekking tot het ras,
- ii)
dat bestemd is voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad,
- iii)
dat, behoudens het bepaalde in artikel 22, voldoet aan de in de bijlagen I en II opgesomde voorwaarden en
- iv)
waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek, hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht, is gebleken dat het aan de in i), ii) en iii) vastgestelde voorwaarden voldoet.
- d)
Gecertificeerd zaad: zaad
- i)
dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat kan voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet,
- ii)
dat vooral voor de voortbrenging van groenten bestemd is,
- iii)
dat, behoudens het bepaalde in artikel 22, onder b), voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden,
- iv)
waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in i), ii) of iii) vastgestelde voorwaarden voldoet;
- v)
dat onderworpen is aan een steekproefsgewijze officiële controle achteraf op zijn rasechtheid en raszuiverheid.
- e)
Standaardzaad: zaad
- i)
dat voldoende rasecht en raszuiver is,
- ii)
dat vooral voor de voortbrenging van groenten bestemd is,
- iii)
dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage II en
- iv)
dat onderworpen is aan een steekproefsgewijze officiële controle achteraf op zijn rasechtheid en raszuiverheid.
- f)
Officiële maatregelen: maatregelen die genomen zijn:
- i)
door autoriteiten van een staat, of
- ii)
onder verantwoordelijkheid van een staat, door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen, of
- iii)
voor hulpwerkzaamheden, eveneens onder toezicht van een staat, door beëdigde natuurlijke personen,
mits de onder ii) en iii) genoemde personen geen bijzonder voordeel ontlenen aan het resultaat van deze maatregelen.
- g)
Kleine verpakkingen EG: pakjes met een maximum nettogewicht aan zaad van:
- i)
5 kg voor peulvruchten,
- ii)
500 g voor uien, kervel, asperges, snijbiet, rode bieten, mei- en herfstrapen, watermeloen, reuzenpompoen, pompoenen, wortelen, radijs, schorseneren, spinazie en veldsla,
- iii)
100 g voor alle andere groentesoorten.
2.
Wijzigingen in de in lid 1, onder b), bedoelde soortenlijsten worden volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.
3.
De verschillende typen rassen, met inbegrip van de kruisingspartners, kunnen worden gespecificeerd en gedefinieerd volgens de procedure van artikel 46, lid 2.
4.
Onderzoek onder officieel toezicht als bedoeld in lid 1, onder c), iv) en lid 1, onder d), iv) moet aan de volgende eisen voldoen:
- A.Veldkeuring
- a)
De keurmeesters:
- i.
moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;
- ii.
mogen geen persoonlijk voordeel halen uit de door hen uitgevoerde keuringen;
- iii.
moeten officieel zijn erkend door de voor certificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, waarbij deze erkenning ofwel de beëdiging van de keurmeesters moet omvatten, dan wel een door de keurmeesters ondertekende verklaring dat zij zich ertoe verbinden de regels inzake officiële onderzoeken in acht te nemen;
- iv.
moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden.
- b)
Het te keuren zaadgewas moet worden geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren.
- c)
Een gedeelte van de zaadgewassen wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd. Dat gedeelte is ten minste 5 %.
- d)
Een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtests om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren.
- e)
De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een straf kan intrekking inhouden van de onder a), punt iii), bedoelde erkenning van de officieel erkende keurmeesters die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.
- B.Zaadcontrole
- a)
Zaadcontrole wordt verricht in laboratoria voor zaadcontrole die daartoe onder de in b) tot en met d) bedoelde voorwaarden door de voor certificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn gemachtigd.
- b)
Het zaadcontrolelaboratorium moet een leidinggevend zaadcontroleur in dienst hebben die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische werkzaamheden van het laboratorium; deze zaadcontroleur moet over de vereiste bekwaamheid beschikken om in technisch opzicht een zaadcontrolelaboratorium te leiden.
De zaadanalisten van het laboratorium moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële zaadanalisten geldende voorwaarden zijn georganiseerd, en die met officiële examens zijn afgesloten.
De lokalen waarin en de installaties waarmee het zaad door het laboratorium wordt behandeld, moeten officieel volgens de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit voldoen voor de zaadcontrole waarvoor het laboratorium is erkend.
Zaadcontrole moet volgens de gangbare internationale methoden worden verricht.
- c)
Het zaadcontrolelaboratorium moet:
- i.
een onafhankelijk laboratorium zijn;
of
- ii.
tot een zaadbedrijf behoren.
In het in ii) bedoelde geval mag het laboratorium alleen zaadcontrole verrichten op partijen zaad die worden geproduceerd ten behoeve van het zaadbedrijf waartoe het laboratorium behoort, tenzij tussen dit zaadbedrijf, degene die de certificering heeft aangevraagd en de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit anders is overeengekomen.
- d)
De voor zaadcertificering bevoegde autoriteit oefent op de door het laboratorium uitgevoerde zaadcontroles deugdelijk toezicht uit.
- e)
Voor de doeleinden van het onder d) bedoelde toezicht wordt een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad aan een officiële zaadcontrole onderworpen. Dit percentage moet in beginsel zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %.
- f)
De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een sanctie kan intrekking inhouden van de onder a) bedoelde erkenning van de officieel erkende zaadcontrolelaboratoria die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.