Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 6.14 Inrichting van werkruimten
Geldend
Geldend vanaf 20-08-2004
- Bronpublicatie:
21-07-2004, Stb. 2004, 402 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-08-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-07-2004, Stb. 2004, 402 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
De bedieningsorganen van de lieren zijn op een voldoende ruime plaats aangebracht teneinde het bedienende personeel in staat te stellen ongehinderd te werken.
2.
De lieren zijn bovendien voorzien van adequate veiligheidsvoorzieningen voor noodgevallen, met inbegrip van noodstopvoorzieningen. Degene die de lieren bedient heeft goed zicht op de bemanningsleden die daarmee aan het werk zijn. Ook als de lieren worden bediend vanaf de brug heeft degene die de lieren bedient goed zicht op de werknemers die daarmee aan werk zijn, hetzij rechtstreeks, hetzij via enig ander geschikt hulpmiddel.
3.
Voor de communicatie vanaf de brug wordt gebruik gemaakt van een betrouwbaar communicatiesysteem.
4.
Er wordt te allen tijde goede uitkijk gehouden en de bemanning wordt gewaarschuwd voor dreigend gevaar van naderende zeeën gedurende de visserijwerkzaamheden of wanneer er ander werk aan dek wordt verricht.
5.
Ter beperking van de beweging van de massa's, met name aan boord van trawlers, zijn er voorzieningen aangebracht voor het blokkeren van de visborden en ter beperking van slingerbewegingen van de netkuil.
6.
Indien ten behoeve van de ventilatie in gesloten werkruimten een mechanische luchtverversingsinstallatie wordt gebruikt, is deze altijd bedrijfsklaar.
7.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het bepaalde in het eerste tot en met zesde lid.