Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Artikel 18.3
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
25-11-2020, Stb. 2020, 496 (uitgifte: 04-12-2020, kamerstukken: 35494)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2020, Stb. 2020, 497 (uitgifte: 04-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Decentralisatie
1.
Personen die rechtmatig woonachtig zijn in de openbare lichamen en die niet kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan hebben onder bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te stellen voorwaarden recht op algemene of bijzondere onderstand van overheidswege.
2.
Het recht op algemene en bijzondere onderstand bestaat jegens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan worden bepaald dat, in afwijking van de eerste zin, het recht op bijzondere onderstand bestaat jegens een bestuursorgaan van een openbaar lichaam.
3.
De algemene en bijzondere onderstand en de daaraan te verbinden verplichtingen worden afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende, alsmede op het betoonde besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, rekening houdend met het niveau van de noodzakelijke kosten van het bestaan ter plaatse.
4.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het derde lid.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid regels worden gesteld betreffende:
- a.
het door derden verstrekken van gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dit artikel en de krachtens het vierde lid gestelde regels;
- b.
het door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, of een krachtens het tweede lid aangewezen bestuursorgaan, aan derden verstrekken van gegevens waarover hij beschikt uit hoofde van de uitvoering van dit artikel en de krachtens het vierde lid gestelde regels;
- c.
het verwerken van persoonsgegevens bij de uitvoering van dit artikel en de krachtens het vierde lid gestelde regels;
- d.
het van toepassing worden van onderdelen van de Algemene wet bestuursrecht bij de uitvoering van dit artikel en de krachtens het vierde lid gestelde regels.
6.
Een besluit van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, of een krachtens het tweede lid aangewezen bestuursorgaan, tot terugvordering van kosten van onderstand levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES.
7.
Terugvordering van kosten van onderstand door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, of een krachtens het tweede lid aangewezen bestuursorgaan, is bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen, bedoeld in artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES.
8.
De eilandbesturen van de openbare lichamen kunnen Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorstellen doen betreffende het beleid met betrekking tot de uitvoering van dit artikel.
9.
Het ontwerp van een op grond van het eerste, tweede, vierde of vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan worden gedaan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen worden gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.