Einde inhoudsopgave
Wet normering topinkomens
Artikel 2.2 [Toezichthouders]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2017
- Bronpublicatie:
22-03-2017, Stb. 2017, 151 (uitgifte: 11-04-2017, kamerstukken: 34654)
- Inwerkingtreding
01-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2017, Stb. 2017, 239 (uitgifte: 15-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bezoldiging
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Overheidsfinanciën / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
In afwijking van artikel 2.1, eerste lid, komen partijen met betrekking tot de leden, onderscheidenlijk voorzitters, van de hoogste toezichthoudende organen van een rechtspersoon of instelling als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen f, g en h en artikel 1.3 geen bezoldiging overeen die per kalenderjaar meer bedraagt dan tien, onderscheidenlijk vijftien procent van de voor de rechtspersoon of instelling op grond van artikel 2.3, artikel 2.5, artikel 2.6 of artikel 2.7 geldende maximale bezoldiging. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden uitzonderingen vastgesteld ten aanzien waarvan de vorige volzin buiten toepassing wordt gelaten.
2.
Artikel 2.1, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de bezoldiging van de in het eerste lid bedoelde leden, onderscheidenlijk voorzitters, met dien verstande dat in deze artikelleden voor ‘artikel 2.3’ wordt gelezen ‘artikel 2.2 of 2.8’.
3.
Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien de functie van lid, onderscheidenlijk voorzitter van de hoogste toezichthoudende organen wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking.