Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001
Artikel 16 Vervreemdingsvoordelen; verkrijgingsprijs bij het ontstaan van binnenlandse belastingplicht; vaststelling verkrijgingsprijs en verminderen van de belastingaanslag
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 511 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 511 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
1.
Indien een belastingplichtige met een aanmerkelijk belang in Nederland gaat wonen en de belastingplichtige eerder in Nederland heeft gewoond of voordien ten aanzien van een aanmerkelijk belang buitenlands belastingplichtig is geweest, wordt de verkrijgingsprijs van de tot dat belang behorende aandelen of winstbewijzen gesteld op de verkrijgingsprijs, bedoeld in artikel 4.21 van de wet, en vervolgens vermeerderd of verminderd zoals in de volgende leden is aangegeven.
2.
De verkrijgingsprijs volgens artikel 4.21 van de wet wordt vermeerderd met de waardeaangroei van de aandelen of winstbewijzen boven die verkrijgingsprijs voorzover blijkt dat de belastingplichtige in verband met het gaan wonen in Nederland in het buitenland hierover een naar het inkomen geheven belasting heeft betaald die naar Nederlandse maatstaven redelijk is.
3.
De verkrijgingsprijs volgens artikel 4.21 van de wet wordt vermeerderd met de waardeaangroei van de aandelen of winstbewijzen boven die verkrijgingsprijs voorzover deze aangroei blijkt te zijn ontstaan in een periode dat de belastingplichtige ter zake van die aandelen of winstbewijzen in Nederland niet belastingplichtig was en deze waardeaangroei nog niet is begrepen in de vermeerdering van de verkrijgingsprijs ingevolge het tweede lid.
4.
De verkrijgingsprijs volgens artikel 4.21 van de wet wordt verminderd met de waardedaling van de aandelen of winstbewijzen beneden die verkrijgingsprijs voorzover deze waardedaling is ontstaan in een periode waarin de belastingplichtige ter zake van die aandelen of winstbewijzen niet in Nederland belastingplichtig was.
5.
Indien artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, onderscheidenlijk artikel 7.5, zevende lid, van de wet eerder met betrekking tot het aanmerkelijk belang van toepassing is geweest, wordt de belastingaanslag over het jaar bij de vaststelling waarvan een van de genoemde artikelonderdelen van toepassing is geweest, verminderd met een bedrag dat overeenkomt met dat gedeelte van de belasting waarvoor krachtens artikel 25, achtste lid, van de Invorderingswet 1990 nog uitstel van betaling loopt. Met betrekking tot deze vermindering is artikel 30g, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet van toepassing.
6.
De verkrijgingsprijs volgens artikel 4.21 van de wet van de nog tot het aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen wordt vermeerderd met de aan die aandelen of winstbewijzen toe te rekenen kosten welke zijn gemaakt voor het stellen van zekerheid als bedoeld in artikel 25, achtste lid, van de Invorderingswet 1990, tenzij de verkrijgingsprijs op grond van het tweede lid reeds is vermeerderd met de waardeaangroei van de aandelen of winstbewijzen die eerder krachtens artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, onderscheidenlijk artikel 7.5, zevende lid, van de wet tot het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang is gerekend.
7.
Indien artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, onderscheidenlijk artikel 7.5, zevende lid, van de wet eerder met betrekking tot het aanmerkelijk belang van toepassing is geweest en de belastingplichtige op de belastingaanslag bij de vaststelling waarvan een van de genoemde artikelonderdelen van toepassing is geweest betalingen heeft gedaan ter voldoening van de ingevolge een van die artikelonderdelen verschuldigde belasting, wordt de verkrijgingsprijs volgens artikel 4.21 van de wet van de nog tot het aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen vermeerderd met een bedrag ter grootte van het bedrag van de op die aandelen of winstbewijzen betrekking hebbende betalingen, vermenigvuldigd met:
- a.
het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag van de op die aandelen of winstbewijzen betrekking hebbende betalingen niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
- b.
het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag van die betalingen meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag’.
De eerste volzin is niet van toepassing voorzover de verkrijgingsprijs op grond van het tweede lid reeds is vermeerderd met de waardeaangroei van de aandelen of winstbewijzen die eerder krachtens artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, onderscheidenlijk artikel 7.5, zevende lid, van de wet tot het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang is gerekend. De eerste volzin is mede niet van toepassing voor zover de betalingen zijn gedaan in verband met het beëindigen van het uitstel van betaling op grond van artikel 25, achtste lid, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990.
8.
Indien artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, onderscheidenlijk artikel 7.5, zevende lid, van de wet eerder met betrekking tot het aanmerkelijk belang van toepassing is geweest en daarbij sprake was van een negatief vervreemdingsvoordeel, wordt de verkrijgingsprijs volgens artikel 4.21 van de wet van de nog tot het aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen verminderd met het aan die aandelen of winstbewijzen toe te rekenen negatieve vervreemdingsvoordeel.
9.
Indien de belastingplichtige een aanmerkelijk belang in een niet in Nederland gevestigde vennootschap heeft en artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, van de wet ten aanzien van dat belang krachtens artikel 4.18 van de wet niet is toegepast toen hij Nederland verliet, wordt de verkrijgingsprijs van die aandelen of winstbewijzen in afwijking van de voorgaande leden gesteld op de waarde in het economische verkeer op het tijdstip waarop de belastingplichtige weer in Nederland is gaan wonen.
10.
Indien de belastingplichtige een aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap heeft en daartoe aandelen of winstbewijzen behoren die hij krachtens huwelijksvermogensrecht, erfrecht, de verdeling van een nalatenschap of huwelijksgemeenschap, of gift heeft verkregen in een periode dat hij niet in Nederland woonachtig was en ten aanzien van degene van wie hij de aandelen of winstbewijzen heeft verkregen ter zake van deze overgang een conserverende belastingaanslag is opgelegd waarvoor op het tijdstip dat de belastingplichtige in Nederland gaat wonen nog uitstel van betaling loopt, wordt ten aanzien van de belastingplichtige de verkrijgingsprijs van deze aandelen of winstbewijzen gesteld op de overdrachtsprijs van die aandelen of winstbewijzen waarvan is uitgegaan voor die conserverende belastingaanslag,
verminderd met:
- a.
het bedrag waarvoor krachtens artikel 25, achtste lid, van de Invorderingswet 1990 nog uitstel van betaling loopt voor bedoelde conserverende belastingaanslag voor zover dit uitstel toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige heeft, vermenigvuldigd met:
- 1°
het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor nog uitstel van betaling loopt niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
- 2°
het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor nog uitstel van betaling loopt meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag;
- b.
het bedrag waarvoor krachtens artikel 25, achtste lid, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990 het uitstel van betaling is beëindigd voor bedoelde conserverende belastingaanslag, voor zover de beëindiging toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige verkrijgt, vermenigvuldigd met:
- 1°
het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor het uitstel van betaling is beëindigd niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
- 2°
het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor het uitstel van betaling is beëindigd meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag;
- c.
het bedrag waarvoor krachtens artikel 26, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 kwijtschelding van belasting is verleend op bedoelde conserverende belastingaanslagen, voor zover deze kwijtschelding toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige verkrijgt, vermenigvuldigd met:
- 1°
het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag van de kwijtschelding niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
- 2°
het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag van de kwijtschelding meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en
- d.
de reguliere voordelen die ingevolge artikel 4.12a van de wet niet tot het inkomen uit aanmerkelijk belang zijn gerekend voor zover deze voordelen toerekenbaar zijn aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige heeft,
en vermeerderd met:
- e.
de waardeaangroei van de aandelen of winstbewijzen in de periode dat de belastingplichtige ter zake van die aandelen of winstbewijzen belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang als bedoeld in afdeling 7.3 van de wet genoot, voor zover blijkt dat de belastingplichtige hierover een naar het inkomen geheven belasting heeft betaald die naar Nederlandse maatstaven redelijk is, en
- f.
de waardeaangroei van de aandelen of winstbewijzen bij de belastingplichtige in de periode dat hij niet in Nederland belastingplichtig was, voor zover blijkt dat de aangroei in die periode is ontstaan en deze waardeaangroei nog niet is begrepen in de vermeerdering van de verkrijgingsprijs ingevolge dit lid, onderdeel e,
en verminderd met:
- g.
de waardedaling van de aandelen of winstbewijzen bij de belastingplichtige in de periode dat hij niet in Nederland belastingplichtig was, voor zover blijkt dat de waardedaling in die periode is ontstaan.
Ingeval aan de in de eerste volzin lid bedoelde verkrijging meerdere vervreemdingen vooraf zijn gegaan ter zake waarvan conserverende belastingaanslagen zijn opgelegd waarvan het uitstel van betaling nog loopt, wordt voor de toepassing van de eerste volzin als uitgangspunt genomen de overdrachtsprijs waarvan is uitgegaan voor de laatste vervreemding en worden vervolgens met overeenkomstige toepassing van artikel 15a, tweede lid, de verminderingen en vermeerderingen van de eerste volzin toegepast.
Artikel 15a, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
11.
Indien de belastingplichtige een aanmerkelijk belang in een vennootschap heeft die middellijk of onmiddellijk aandelen in of winstbewijzen van een in Nederland gevestigde vennootschap heeft en deze aandelen of winstbewijzen, al dan niet rechtstreeks, zijn verkregen van de belastingplichtige bij wie die aandelen of winstbewijzen tot een aanmerkelijk belang behoorden, wordt de verkrijgingsprijs volgens artikel 4.21 van de wet van het eerstbedoelde aanmerkelijk belang verminderd met een bedrag, waarbij deze vermindering kan leiden tot een negatieve verkrijgingsprijs; de vermindering is gelijk aan het bedrag waarmee op het tijdstip van bedoelde verkrijging door de vennootschap de waarde in het economische verkeer van de door de vennootschap van de belastingplichtige verkregen aandelen of winstbewijzen de verkrijgingsprijs volgens artikel 4.21 van de wet van de belastingplichtige van die aandelen of winstbewijzen overtreft. De eerste volzin is niet van toepassing voorzover in Nederland inkomstenbelasting of in een ander land naar het inkomen geheven belasting is betaald over de waardeaangroei van laatstgenoemde aandelen of winstbewijzen die naar Nederlandse maatstaven redelijk is. Voor de berekening van de in het slot van de eerste volzin bedoelde vermindering, wordt de verkrijgingsprijs van de door de belastingplichtige aan de vennootschap vervreemde aandelen of winstbewijzen vermeerderd met de waardeaangroei, bedoeld in het derde lid, tot op het tijdstip van de in het slot van de in de eerste volzin bedoelde verkrijging door die vennootschap onderscheidenlijk verminderd met de waardedaling als bedoeld in het vierde lid tot op het tijdstip van die verkrijging.