Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen
Artikel 6 Stukken ter ondersteuning
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1985
- Bronpublicatie:
21-03-1983, Trb. 1983, 74 (uitgifte: 29-04-1983, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-1985
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-10-1987, Trb. 1987, 163 (uitgifte: 01-01-1987, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Overdracht en overname strafvervolging
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
1.
De Staat van tenuitvoerlegging verstrekt de Staat van veroordeling op diens verzoek:
- a.
een document of verklaring dat de gevonniste persoon een onderdaan is van die Staat;
- b.
een afschrift van het toepasselijke recht van de Staat van tenuitvoerlegging, waaruit blijkt dat het handelen of het nalaten, op grond waarvan de veroordeling in de Staat van veroordeling werd uitgesproken, naar het recht van de Staat van tenuitvoerlegging een strafbaar feit oplevert of een strafbaar feit zou opleveren indien gepleegd op zijn grondgebied;
- c.
een verklaring inhoudende de in artikel 9(2) bedoelde opgave.
2.
Indien een overbrenging wordt verzocht, worden door de Staat van veroordeling de navolgende stukken aan de Staat van tenuitvoerlegging verstrekt, tenzij een der beide Staten reeds heeft aangegeven dat hij niet met de overbrenging zal instemmen:
- a.
een gewaarmerkte afschrift van het vonnis en de wettelijke bepalingen die daaraan ten grondslag liggen;
- b.
een opgave betreffende het reeds ondergane gedeelte van een veroordeling, daaronder begrepen inlichtingen omtrent enige voorlopige hechtenis, strafvermindering en elke andere voor de tenuitvoerlegging van de veroordeling ter zake dienende omstandigheid;
- c.
een verklaring inhoudende de instemming met de overbrenging als bedoeld in artikel 3(1)(d); en
- d.
waar nodig, een medisch of sociaal rapport omtrent de gevonniste persoon, inlichtingen betreffende zijn behandeling in de Staat van veroordeling en elke aanbeveling ten aanzien van zijn verdere behandeling in de Staat van tenuitvoerlegging.
3.
Elk der beide Staten kan verzoeken om in het bezit te worden gesteld van een der in lid 1 of 2 hierboven bedoelde stukken alvorens een verzoek tot overbrenging te doen of een beslissing te nemen of hij al dan niet met de overbrenging zal instemmen.