Einde inhoudsopgave
Wet educatie en beroepsonderwijs
Artikel 2.2.10 Einde bekostigde instelling
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2022
- Bronpublicatie:
11-11-2021, Stb. 2021, 548 (uitgifte: 15-11-2021, kamerstukken: 35606)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-11-2021, Stb. 2021, 590 (uitgifte: 03-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
1.
Bij een beëindiging van de bekostiging van een instelling of de opheffing ervan stelt het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk een eindafrekening vast.
2.
Voorafgaand aan de situatie, bedoeld in het eerste lid, maakt het bevoegd gezag aan Onze Minister zijn plan bekend met daarin de reeds genomen of voorgenomen maatregelen, gericht op het kunnen voltooien van het onderwijs van de ingeschreven studenten.
3.
De eindafrekening wordt aan Onze Minister gezonden en gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
4.
Het bevoegd gezag is een batig saldo verschuldigd aan de Staat. Onze Minister stelt het verschuldigde bedrag vast. Hierbij wordt rekening gehouden met door het bevoegd gezag uit eigen middelen aan investeringen bestede gelden.