Richtlijn 96/34/EG betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof
Artikel 2 Slotbepalingen
Geldend
Geldend vanaf 05-02-1998
- Bronpublicatie:
15-12-1997, PbEG 1998, L 10 (uitgifte: 01-01-1998, regelingnummer: 97/75/EG)
- Inwerkingtreding
05-02-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-1997, PbEG 1998, L 10 (uitgifte: 01-01-1998, regelingnummer: 97/75/EG)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
1.
De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 3 juni 1998 aan deze richtlijn te voldoen, of verzekeren zich er uiterlijk op die datum van dat de sociale partners de nodige bepalingen bij overeenkomst hebben ingevoerd; de Lid-Staten moeten alle nodige maatregelen treffen om de in deze richtlijn voorgeschreven resultaten te allen tijde te kunnen waarborgen.
Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
1 bis.
Voor het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland wordt de zinsnede ‘op 3 juni 1998’ in lid 1 vervangen door ‘op 15 december 1999’.
2.
De Lid-Staten kunnen in geval van bijzondere moeilijkheden of tenuitvoerlegging door middel van een collectieve overeenkomst zo nodig over maximaal één extra jaar beschikken.
Zij dienen de Commissie onverwijld van deze omstandigheden in kennis te stellen.
3.
Wanneer de Lid-Staten de in lid 1 bedoelde bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen of bij de officiële bekendmaking van die bepalingen naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.