Einde inhoudsopgave
Provinciewet
Artikel 190 [Inrichting begroting]
Geldend
Geldend vanaf 14-12-2013
- Bronpublicatie:
11-12-2013, Stb. 2013, 531 (uitgifte: 13-12-2013, kamerstukken: 33416)
- Inwerkingtreding
14-12-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2013, Stb. 2013, 531 (uitgifte: 13-12-2013, kamerstukken: 33416)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Staatsinrichting
Overheidsfinanciën / Provinciebeleid
1.
De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te geven regels.
2.
Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, worden tevens regels gesteld ten aanzien van:
- a.
door gedeputeerde staten vast te stellen documenten ten behoeve van de uitvoering van de begroting en de jaarrekening;
- b.
door gedeputeerde staten aan derden te verstrekken informatie op basis van de begroting en de jaarrekening en de controle van deze informatie.
3.
Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het periodiek verstrekken van informatie voor derden. In overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken kan worden bepaald dat de informatie voor derden wordt gezonden aan het Centraal Bureau voor de Statistiek.
4.
De informatie voor derden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt gezonden aan Onze Minister binnen de termijnen, bedoeld in de artikelen 195, tweede lid, en 204. Artikel 17a, vierde lid, van de Financiële-verhoudingswet is van overeenkomstige toepassing.
5.
Indien Onze Minister vaststelt dat de informatie, bedoeld in het tweede lid, onder b, of de informatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die verstrekt moet worden aan Onze Minister, niet of niet tijdig wordt verstrekt, dan wel de kwaliteit van die informatie tekort schiet, doet hij daarvan mededeling aan gedeputeerde staten.
6.
Gedeputeerde staten kunnen tot twee weken voor het verstrijken van de termijnen, bedoeld in het vierde lid, schriftelijk en met redenen omkleed, aan Onze Minister verzoeken om uitstel voor de toezending van de informatie, tot uiterlijk een in dat verzoek te noemen datum. Onze Minister beslist binnen twee weken op dat verzoek.
7.
Indien de informatie, bedoeld in het tweede lid, onder b, of de informatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die verstrekt moet worden aan Onze Minister, niet of niet tijdig wordt verstrekt, dan wel de kwaliteit van die informatie tekort schiet, geeft Onze Minister een aanwijzing aan gedeputeerde staten om binnen tien werkdagen alsnog informatie van voldoende kwaliteit te leveren.
8.
Indien gedeputeerde staten nalaten de aanwijzing, bedoeld in het zevende lid, op te volgen, kunnen Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën besluiten de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet aan de betreffende provincie geheel of gedeeltelijk op te schorten gedurende ten hoogste zesentwintig weken. Artikel 17b, vierde, vijfde en zesde lid, van de Financiële-verhoudingswet is van overeenkomstige toepassing.