Einde inhoudsopgave
Kadasterregeling 1994
Artikel 78
Geldend
Geldend vanaf 01-05-1994
- Bronpublicatie:
14-04-1994, Stcrt. 1994, 81 (uitgifte: 27-04-1994, regelingnummer: KAZ15494004)
- Inwerkingtreding
01-05-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-02-1994, Stb. 1994, 125 (uitgifte: 01-01-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Goederenrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Algemeen
1.
De perceelgrenzen, de omtrekken van opstallen en de gebruiksgrenzen of cultuurscheidingen worden op de kadastrale kaarten getekend met volle lijnen.
2.
Met korte-streeplijnen worden getekend de perceelgrenzen waarop in de regel geen blijvende afscheiding geplaatst wordt, zoals een op het terrein onzichtbare verbindingslijn van twee straathoeken, het midden van een weg of sloot, van welke weg of sloot de kanten op de kaart in volle lijnen zijn aangegeven, of een grens lopende door een vijver, een meer of ander water.
3.
Indien de onzichtbare perceelgrens, bedoeld in het tweede lid, tevens rijksgrens is, wordt deze in plaats van door een korte-streeplijn aangegeven door een kruisjeslijn; is deze een provinciegrens, dan door een kruis-streeplijn; is deze een gemeentegrens, dan door een kruispuntlijn.
4.
Indien de in het derde lid bedoelde signaturen aanleiding zouden geven tot onduidelijkheid, worden deze slechts voor gedeelten van de onzichtbare grens toegepast en wordt voor de overige gedeelten de korte-streeplijn gebruikt.
5.
Indien de onzichtbare perceelgrens sectiegrens is, wordt deze in plaats van door een korte-streeplijn aangegeven door een streep-puntlijn.
6.
De as van een spoorweg of van een kanaal wordt aangegeven door een onderbroken lange-streeplijn, waarbij de streep 4 mm en de spatie 1 mm is. Een hoogspanningslijn wordt aangegeven door een onderbroken lange-streeplijn, waarbij de streep 8 mm en de spatie 1 mm is.