Einde inhoudsopgave
Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945
Artikel 61
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Bronpublicatie:
15-04-2010, Stb. 2010, 182 (uitgifte: 20-05-2010, kamerstukken: 32310)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-04-2010, Stb. 2010, 182 (uitgifte: 20-05-2010, kamerstukken: 32310)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Bijzondere onderwerpen
1.
De Raad of de Sociale verzekeringsbank is bevoegd een eenmaal gegeven beschikking in het nadeel van betrokkene te herzien, indien hem alsnog blijkt of na kennisneming van enig feit, gegeven of omstandigheid op zich zelf of in samenhang met andere feiten, gegevens of omstandigheden, duidelijk wordt, dat de gronden waarop die beschikking was gebaseerd dermate onjuist of onvolledig waren, dat de beschikking op die gronden niet kan worden gehandhaafd en de bekend geworden feiten, gegevens of omstandigheden onvoldoende grond bieden om de oorspronkelijke beschikking te dragen.
2.
Indien, naar het oordeel van de Sociale verzekeringsbank, door de herzieningsbeschikking het recht op elke voorziening van deze wet zal moeten worden ontzegd, stelt de Sociale verzekeringsbank, alvorens tot herziening over te gaan, de betrokkene in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen.
3.
De Raad of de Sociale verzekeringsbank is bevoegd, op daartoe door of vanwege de belanghebbende gedane aanvraag, een door de Raad of de Sociale verzekeringsbank of door de Centrale Raad van Beroep gegeven beschikking dan wel uitspraak in het voordeel van de bij die beschikking dan wel uitspraak betrokkene te herzien.
4.
Op een beschikking, voortvloeiende uit de toepassing van het derde lid, is paragraaf 10 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 38, tweede, derde en vierde lid, en artikel 39.