Protocol betreffende de Statuten van de Europese Investeringsbank
Artikel 11
Geldend vanaf 01-12-2009
- Redactionele toelichting
Voorheen art. 13. Art. 11 (oud) vernummerd tot art. 9. Zie voor de partijgegevens van deze versie het Verdrag van Lissabon.
- Bronpublicatie:
13-12-2007, Trb. 2008, 11 (uitgifte: 01-02-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-02-2010, Trb. 2010, 43 (uitgifte: 05-02-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
1.
De directie bestaat uit een president en acht vice-presidenten, die voor de tijd van zes jaar door de Raad van gouverneurs op voorstel van de Raad van bewind worden benoemd. Zij zijn herbenoembaar.
De Raad van gouverneurs kan met eenparigheid van stemmen het aantal leden van de directie wijzigen.
2.
Op voorstel van de Raad van bewind, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen tot stand gekomen, kan de Raad van gouverneurs, eveneens met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, besluiten, de leden van de directie ambtshalve te ontslaan.
3.
De directie behandelt de lopende zaken van de Bank, onder leiding van de president en onder toezicht van de Raad van bewind.
Zij bereidt de besluiten van de Raad van bewind voor, met name wat betreft het aangaan van leningen en het verlenen van financieringen, met name in de vorm van kredieten en garanties, en zorgt voor de uitvoering van die besluiten.
4.
De adviezen inzake plannen voor het aangaan van leningen en het verlenen van financiering, met name in de vorm van kredieten en garanties worden door de directie met meerderheid van stemmen vastgesteld.
5.
De Raad van gouverneurs stelt de vergoeding vast voor de leden van de directie en bepaalt welke werkzaamheden onverenigbaar zijn met hun ambt.
6.
De president of bij ontstentenis, een van de vice-presidenten vertegenwoordigt de Bank in en buiten rechte.
7.
De personeelsleden van de Bank staan onder het gezag van de president. Zij worden door hem benoemd en ontslagen. Bij de keuze van het personeel dient niet alleen rekening te worden gehouden met persoonlijke geschiktheid en beroepsbekwaamheid, doch eveneens met een billijke verdeling naar nationaliteit over de lidstaten. In het reglement van orde wordt bepaald welke instantie bevoegd is de bepalingen die op het personeel van toepassing zijn, vast te stellen.
8.
De directie en het personeel van de Bank zijn slechts aan de Bank verantwoording schuldig en oefenen hun functies in volledige onafhankelijkheid uit.