Wijzigingswet Wet op het notarisambt (evaluatie)
Artikel VII
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2014. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
02-06-2014, Stb. 2014, 202 (uitgifte: 12-06-2014, kamerstukken: 33569)
- Inwerkingtreding
01-07-2014, terugwerkend tot: 01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-06-2014, Stb. 2014, 224 (uitgifte: 26-06-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Erfrecht / Testamenten
Juridische beroepen / Notaris
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Juridische beroepen / Tuchtrecht
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Openbare orde en veiligheid / Terrorismebestrijding
1.
Vanaf de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel PP, blijven de kamers van toezicht, als bedoeld in artikel 93 van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel OO, voor een periode van drie maanden bevoegd om de dan nog aanhangige zaken af te doen. Bij afloop van deze termijn worden de kamers van toezicht ontbonden en zijn de voorzitters, plaatsvervangend voorzitters, leden en plaatsvervangend leden van rechtswege ontslagen. De zaken die bij afloop van de termijn nog aanhangig zijn, worden voor verdere behandeling overgedragen aan de kamer voor het notariaat als bedoeld in artikel 94, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel PP, gevestigd in het desbetreffende ressort.
2.
Onderzoeken op grond van artikel 96 van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel RR, die op dat moment niet zijn afgerond, worden vanaf dat moment aangemerkt als vooronderzoeken als bedoeld in artikel 99a van de Wet op het notarisambt. Artikel 96, zesde lid, van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel RR, is van overeenkomstige toepassing indien het onderzoek niet is verricht naar aanleiding van een klacht.
3.
De bescheiden van de kamers van toezicht die betrekking hebben op reeds afgeronde onderzoeken die zijn verricht op grond van artikel 96 van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel RR, worden overgedragen aan het Bureau Financieel Toezicht, genoemd in artikel 110 van de Wet op het notarisambt. De bescheiden van de kamers van toezicht die betrekking hebben op het register van notarissen, als bedoeld in de artikelen 3, 5, 10 en 14 van de Wet op het notarisambt, zoals die luidden voor de inwerkingtreding van Artikel I, onderdelen B, D, H en K, de op grond van artikel 4 van de Wet op het notarisambt, zoals dat luide[lees: luidde] voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, gedeponeerde handtekeningen en parafen, alsmede de bescheiden die betrekking hebben op de registratie van nevenbetrekkingen op grond van artikel 11 van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van Artikel I, onderdeel I, worden overgedragen aan de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, genoemd in artikel 60 van de Wet op het notarisambt. Alle overige bescheiden worden overgedragen aan de kamer voor het notariaat, gevestigd in het desbetreffende ressort. In afwijking van het voorgaande berusten de bescheiden die betrekking hebben op notarissen of kandidaat-notarissen die niet langer in één van deze hoedanigheden werkzaam zijn, bij de rechtbank in het arrondissement waarin de desbetreffende kamer van toezicht was gevestigd. Het in dit lid bepaalde geldt niet voor bescheiden die overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
4.
Op de zaken tegen notarissen en kandidaat-notarissen die op het moment van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel VV, aanhangig zijn bij de kamers van toezicht of het gerechtshof Amsterdam, blijft artikel 103 van de Wet op het notarisambt van toepassing zoals dat luidde voor de inwerkintreding van dat onderdeel en is artikel 103a van de Wet op het notarisambt niet van toepassing.
5.
Indien op het moment van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel BBB, zaken tegen notarissen aanhangig zijn als bedoeld artikel 108, tweede lid, van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van dat onderdeel, blijft dat artikel van toepassing op die zaken en is artikel 14, derde lid, onderdeel b, van de Wet op het notarisambt, zoals dat komt te luiden na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel K, niet van toepassing.
6.
Vanaf de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel BB, blijven de ringvoorzitters, bedoeld in artikel 82, eerste lid, van de Wet op het notarisambt, bevoegd om te beslissen op de verzoeken die bij hen in behandeling zijn.
7.
Op de gevallen waarin op het moment van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel BB, bezwaar- en beroepsprocedures aanhangig zijn met betrekking tot beslissingen van een voorzitter van het bestuur van een ring, bedoeld in artikel 55, tweede lid, van de Wet op het notarisambt, zoals dat tot dat moment luidde, blijft het oude recht van toepassing.