Einde inhoudsopgave
Beroepswet
Artikel 4 [Bezoldiging]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
25-05-2022, Stb. 2022, 208 (uitgifte: 08-06-2022, kamerstukken: 36006)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2023, Stb. 2023, 176 (uitgifte: 31-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Hoger beroep
Ambtenarenrecht / Algemeen
Ambtenarenrecht / Bezoldiging
Juridische beroepen / Rechter
Staatsrecht / Rechtspraak
Bestuursprocesrecht / Beroep
1.
Op de leden met rechtspraak belast is de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, voor zover betrekking hebbend op rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, met uitzondering van de artikelen 5a, 5b, 5c, vierde tot en met zesde lid, en 5g, tweede lid, onderdeel a, en vierde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
- a.
het bestuur wordt aangemerkt als hun functionele autoriteit;
- b.
zij met betrekking tot hun benoeming en salaris worden gelijkgesteld met degenen die hetzelfde ambt vervullen bij een gerechtshof;
- c.
het bestuur de lijst van aanbeveling opmaakt bij het openvallen van een plaats van senior raadsheer, raadsheer of raadsheer-plaatsvervanger en de Raad voor de rechtspraak deze lijst telkens, onder medezending van een advies hierover, aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie doorzendt met het oog op een voordracht voor benoeming overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;
- d.
het bestuur de werkzaamheden van de leden met rechtspraak belast verdeelt; en
- e.
het lid met rechtspraak belast, dat tevens president is van de Centrale Raad van Beroep, ten aanzien van hen bevoegd is tot het opleggen van de disciplinaire maatregel van schriftelijke berisping, het verrichten van de beoordeling, bedoeld in artikel 44, zesde lid, en het doen van een verzoek aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad, bedoeld in artikel 46o, tweede lid.
2.
Op de senior-gerechtsauditeurs en gerechtsauditeurs is de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, voor zover betrekking hebbend op senior-gerechtsauditeurs en gerechtsauditeurs, met uitzondering van artikel 5b, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
- a.
het bestuur wordt aangemerkt als hun functionele autoriteit;
- b.
het bestuur de werkzaamheden van de senior-gerechtsauditeurs en gerechtsauditeurs verdeelt.
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de overeenkomstige toepassing van het krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bepaalde ten aanzien van de in het eerste en tweede lid genoemde leden met rechtspraak belast, senior-gerechtsauditeurs en gerechtsauditeurs.