Einde inhoudsopgave
Wet rol werknemers bij Europese rechtspersonen
Artikel 2:37 De rol van de werknemers in de SCE respectievelijk de dochterondernemingen en vestigingen van de SCE
Geldend
Geldend vanaf 18-08-2006
- Bronpublicatie:
05-07-2006, Stb. 2006, 361 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken: 30386)
- Inwerkingtreding
18-08-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-08-2006, Stb. 2006, 362 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Medezeggenschapsrecht
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
1.
In het geval van oprichting van een SCE als bedoeld in artikel 2:36, geldt met betrekking tot de rol van de werknemers in de SCE zelf, het recht dat in de lidstaat waarin de SCE haar statutaire zetel heeft, van toepassing is op gelijksoortige lichamen. Ten aanzien van een SCE met statutaire zetel in Nederland is dat het recht op grond van de Wet op de ondernemingsraden en de artikelen 158 en 159 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2.
Ten aanzien van de dochterondernemingen en vestigingen van de SCE geldt met betrekking tot de rol van de werknemers het recht, dat in de lidstaat waarin deze dochterondernemingen en vestigingen zijn gevestigd, van toepassing is op gelijksoortige lichamen. Ten aanzien van in Nederland gevestigde dochterondernemingen en vestigingen is dat het recht op grond van de Wet op de ondernemingsraden.
3.
Indien de statutaire zetel van een SCE, waarop regels betreffende de medezeggenschap van werknemers van toepassing zijn, verplaatst wordt naar een andere lidstaat, blijft ten minste hetzelfde niveau van medezeggenschap in die SCE van toepassing.