Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/881 inzake Enisa (het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging), en inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 526/2013 (de cyberbeveiligingsverordening)
Artikel 20 Taken van de uitvoerend directeur
Geldend
Geldend vanaf 27-06-2019
- Bronpublicatie:
17-04-2019, PbEU 2019, L 151 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/881)
- Inwerkingtreding
27-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-04-2019, PbEU 2019, L 151 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/881)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
Informatierecht / ICT
1.
Enisa wordt geleid door de uitvoerend directeur, die onafhankelijk is in de uitvoering van zijn taken. De uitvoerend directeur legt verantwoording af aan de raad van bestuur.
2.
De uitvoerend directeur brengt desgevraagd verslag uit aan het Europees Parlement over de uitvoering van zijn taken. De Raad kan de uitvoerend directeur verzoeken verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn taken.
3.
De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor:
- a)
de dagelijks leiding van Enisa;
- b)
de uitvoering van de besluiten van de raad van bestuur;
- c)
de opstelling van het enig programmeringsdocument en de indiening ter goedkeuring ervan bij de raad van bestuur voordat het bij de Commissie wordt ingediend;
- d)
de uitvoering van het enig programmeringsdocument en de verslaglegging erover aan de raad van bestuur;
- e)
de opstelling van het geconsolideerde jaarverslag over de activiteiten van Enisa, waaronder de uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma van Enisa, en de indiening ter beoordeling en goedkeuring ervan bij de raad van bestuur;
- f)
de opstelling van een actieplan voor de opvolging van de conclusies van de evaluaties achteraf, en de verslaglegging elke twee jaar aan de Commissie over de geboekte vooruitgang;
- g)
de opstelling van een actieplan voor de opvolging van de conclusies van interne of externe auditverslagen, alsook van onderzoeken van het OLAF, en de verslaglegging over de geboekte vooruitgang, tweemaal per jaar aan de Commissie en op regelmatige tijdstippen aan de raad van bestuur;
- h)
de opstelling van het ontwerp van de in artikel 32 bedoelde financiële regels die van toepassing is op Enisa;
- i)
de opstelling van de ontwerpraming van ontvangsten en uitgaven van Enisa en de uitvoering van de begroting van Enisa;
- j)
de bescherming van de financiële belangen van de Unie door maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale activiteiten toe te passen, controles te verrichten en, wanneer er onregelmatigheden worden ontdekt, ten onrechte betaalde bedragen terug te vorderen en in voorkomend geval doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties op te leggen;
- k)
de opstelling van een fraudebestrijdingsstrategie voor Enisa en de voorlegging ervan aan de raad van bestuur ter goedkeuring;
- l)
het leggen en onderhouden van contacten met het bedrijfsleven en consumentenorganisaties om een regelmatige dialoog met de belanghebbenden te waarborgen;
- m)
de regelmatige uitwisseling van standpunten en informatie met de instellingen, organen en instanties van de Unie over hun cyberbeveiligingsactiviteiten om te zorgen voor samenhang in de ontwikkeling en uitvoering van het Uniebeleid;
- n)
de verrichting van andere taken waarmee de uitvoerend directeur krachtens deze verordening is belast.
4.
Indien noodzakelijk en in overeenstemming met de doelstellingen en taken van Enisa, kan de uitvoerend directeur ad-hocwerkgroepen instellen, samengesteld uit deskundigen, waaronder deskundigen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. De raad van bestuur wordt daarvan van tevoren door de uitvoerend directeur in kennis gesteld. De procedures betreffende met name de samenstelling van de werkgroepen, de benoeming van de deskundigen van de werkgroepen door de uitvoerend directeur en de werkwijze van de werkgroepen worden in het huishoudelijk reglement van Enisa vastgesteld.
5.
De uitvoerend directeur kan, indien nodig voor de efficiënte en doeltreffende uitvoering van de taken van Enisa en op basis van een passende kosten-batenanalyse besluiten in een of meer lidstaten een of meer lokale kantoren op te zetten. Voordat de uitvoerend directeur besluit een lokaal kantoor op te zetten, vraagt hij advies van de betrokken lidstaten, waaronder de lidstaat waar de zetel van Enisa zich bevindt, en verkrijgt hij daarvoor voorafgaande toestemming van de Commissie en de raad van bestuur. Indien tijdens het overleg tussen de uitvoerend directeur en de betrokken lidstaten geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt de aangelegenheid ter bespreking aan de Raad voorgelegd. Het aantal personeelsleden in alle lokale kantoren wordt tot een minimum beperkt en maakt in totaal maximaal 40 % uit van het voltallige personeel van Enisa in de lidstaat waar de zetel van Enisa zich bevindt. Het aantal personeelsleden in elk lokaal kantoor maakt maximaal 10 % uit van het totaal aantal personeelsleden van Enisa in de lidstaat waar de zetel van Enisa zich bevindt.
In het besluit tot het opzetten van een lokaal kantoor wordt het toepassingsgebied van de in dat lokale kantoor te verrichten activiteiten omschreven, op zodanige wijze dat onnodige kosten en verdubbeling van administratieve functies van Enisa worden vermeden.