Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 2
Artikel 286 [Notariële oprichtingsakte]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
11-11-2020, Stb. 2020, 507 (uitgifte: 11-12-2020, kamerstukken: 34491)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-2020, Stb. 2020, 508 (uitgifte: 11-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
1.
Een stichting moet worden opgericht bij notariële akte.
2.
De akte moet worden verleden in de Nederlandse taal. Indien de stichting haar zetel heeft in de provincie Fryslân kan de akte in de Friese taal worden verleden. Een volmacht tot medewerking aan de akte moet schriftelijk zijn verleend. De stichting kan worden opgericht door een uiterste wilsbeschikking, gemaakt bij een notariële akte die in een andere dan de Nederlandse of de Friese taal is verleden; de statuten van de stichting moeten ook dan in de Nederlandse of Friese taal luiden.
3.
De akte bevat de statuten van de stichting.
4.
De statuten moeten inhouden:
- a.
de naam der stichting, met het woord stichting als deel van de naam;
- b.
het doel der stichting;
- c.
de wijze van benoeming en ontslag van bestuurders en, indien er een raad van commissarissen wordt ingesteld, de wijze van benoeming en ontslag van commissarissen;
- d.
de gemeente in Nederland waar zij haar zetel heeft;
- e.
de bestemming van het overschot na vereffening van de stichting in geval van ontbinding, of de wijze waarop de bestemming zal worden vastgesteld.
5.
De notaris, ten overstaan van wie de akte is verleden, draagt zorg dat de statuten bevatten hetgeen in de leden 2–4 is genoemd. Bij verzuim is hij persoonlijk jegens hen die daardoor schade hebben geleden, aansprakelijk.