Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart
Artikel 1 Begripsbepalingen
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2024
- Redactionele toelichting
De inwerkingtreding van deze wijziging is gelijkgesteld met de inwerkingtreding van de wijziging van 22-06-2017, Trb. 2018, 23. Inwerkingtreding voorheen: 18-12-2019.
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Trb. 2018, 23 jo Trb. 2022, 80 (uitgifte: 31-08-2022, regelingnummer: CDNI 2019-II-4)
22-06-2017, Trb. 2018, 23 jo Trb. 2022, 80 (uitgifte: 21-02-2018, regelingnummer: CDNI 2017-I-4)
- Inwerkingtreding
01-10-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-06-2024, Trb. 2024, 71 (uitgifte: 28-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Binnenvaart
In dit Verdrag wordt verstaan onder:
- a.
‘scheepsafval’: de in de onderdelen b tot en met f nader bepaalde stoffen of voorwerpen, waarvan de bezitter zich ontdoet, wil ontdoen dan wel moet ontdoen;
- b.
‘scheepsbedrijfsafval’: afval en afvalwater, dat bij het in bedrijf zijn en het onderhoud van het vaartuig aan boord ontstaat. Hieronder valt het olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval en het overige scheepsbedrijfsafval;
- c.
‘olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval’: afgewerkte olie, bilgewater, en overig olie- en vethoudend afval, zoals afgewerkt vet, gebruikte filters, gebruikte poetslappen, vaten en verpakkingsmateriaal van dit afval;
- d.
‘bilgewater’: oliehoudend water uit de bilge van de machinekamer, de voor- en achterpiek, de kofferdammen en de ruimten tussen zijwand en beunwand;
- e.
‘overig scheepsbedrijfsafval’: huishoudelijk afvalwater, huisvuil, zuiveringsslib, slops en klein gevaarlijk afval, bedoeld in Deel C van de Uitvoeringsregeling;
- f.
‘afval van de lading’: afval en afvalwater, dat in verband met de lading aan boord van het schip ontstaat. Hiertoe behoren niet de restlading, dampen en overslagresten, bedoeld in Deel B van de Uitvoeringsregeling;
- ff.
‘dampen’: gasvormige uit vloeibare lading vervluchtigende verbindingen (gasvormige restanten van vloeibare lading);
- g.
‘schip’: een binnenschip, zeeschip of drijvend werktuig;
- h.
‘passagiersschip’: een voor het vervoer van passagiers gebouwd en ingericht schip;
- i.
‘zeeschip’: een schip dat is toegelaten voor de zee- of kustvaart en overwegend daartoe is bestemd;
- j.
‘ontvangstinrichting’: een vaste of mobiele inrichting, door de bevoegde autoriteiten toegelaten voor het in ontvangst nemen van scheepsafval of dampen;
- k.
‘schipper’: degene onder wiens leiding het schip staat;
- l.
‘gemotoriseerd schip’: een schip waarvan de hoofd- of hulpmotoren, met uitzondering van ankerlieren, verbrandingsmotoren zijn;
- m.
‘gasolie’: van douanerechten en andere belastingen vrijgestelde brandstof voor binnenschepen;
- n.
‘bunkerbedrijf’: bedrijf waarvan schepen gasolie betrekken;
- nn.
‘exploitant van de ontvangstinrichting’: degene die beroepsmatig een ontvangstinrichting exploiteert;
- o.
‘exploitant van de overslaginstallatie’: degene die beroepsmatig het laden en lossen van schepen uitvoert;
- p.
‘verlader’: degene die de vervoersopdracht heeft verleend;
- q.
‘vervoerder’: degene die zich beroepsmatig tot het vervoer van goederen verbindt;
- r.
‘ladingontvanger’: degene die gerechtigd is de goederen in ontvangst te nemen;
- s.
‘uitstoten van dampen’: elk afblazen van dampen uit een gesloten ladingtank met uitzondering van het ontspannen van de tank om de luiken te openen en om de dampconcentratie te meten alsmede bij het inschakelen van de veiligheidsventielen.