Einde inhoudsopgave
Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 26-08-2008
- Bronpublicatie:
23-06-2008, PbEU 2008, L 210 (uitgifte: 06-08-2008, regelingnummer: 2008/615/JBZ)
- Inwerkingtreding
26-08-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-2008, PbEU 2008, L 210 (uitgifte: 06-08-2008, regelingnummer: 2008/615/JBZ)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Besluit van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 30, lid 1, onder a) en b), artikel 31, lid 1, onder a), artikel 32 en artikel 34, lid 2, onder c),
Gelet op het initiatief van het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Finland, de Portugese Republiek, Roemenië en het Koninkrijk Zweden,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie ( Verdrag van Prüm) wordt dit initiatief, in overleg met de Commissie, overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie, ingediend teneinde de inhoud van de bepalingen van het Verdrag van Prüm in het rechtskader van de Europese Unie te integreren.
- (2)
In de conclusies van de Europese Raad van Tampere in oktober 1999 wordt bevestigd dat met het oog op het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten betere informatie-uitwisseling tussen de bevoegde instanties van de lidstaten nodig is.
- (3)
In het Haags programma betreffende de versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie van november 2004, heeft de Europese Raad zijn overtuiging tot uitdrukking gebracht dat daartoe een innoverende benadering van de grensoverschrijdende uitwisseling van rechtshandhavingsinformatie nodig is.
- (4)
De Europese Raad heeft derhalve verklaard dat dergelijke informatie moet worden uitgewisseld volgens het beschikbaarheidsbeginsel. Dit betekent dat een rechtshandhavingsfunctionaris in een lidstaat van de Unie informatie die hij voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft bij een andere lidstaat kan verkrijgen en dat de rechtshandhavingsinstanties in een lidstaat die over deze informatie beschikt, deze voor het aangegeven doel beschikbaar stellen, rekening houdend met de eisen van de lopende onderzoeken in die lidstaat.
- (5)
De Europese Raad stelde 1 januari 2008 vast als uiterste datum voor de verwezenlijking van deze doelstelling van het Haags programma.
- (6)
Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten van de Europese Unie (2) stelt reeds regels vast volgens welke de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten snel en doeltreffend bestaande informatie en inlichtingen kunnen uitwisselen teneinde een strafrechtelijk onderzoek uit te voeren of politie-inlichtingen te verzamelen.
- (7)
In het Haags programma betreffende de versterking van vrijheid, veiligheid en recht wordt echter ook verklaard dat ten volle gebruik moet worden gemaakt van nieuwe technologieën en dat ook wederzijdse toegang tot nationale databanken moet worden gefaciliteerd, terwijl het daarnaast bepaalt dat nieuwe gecentraliseerde Europese gegevensbestanden uitsluitend kunnen worden opgezet op basis van studies die de toegevoegde waarde ervan hebben aangetoond.
- (8)
Met het oog op effectieve internationale samenwerking is het van fundamenteel belang dat nauwkeurige informatie snel en efficiënt kan worden uitgewisseld. Doel is procedures te introduceren ter bevordering van middelen voor snelle, efficiënte en goedkope gegevensuitwisseling. Met het oog op het gezamenlijk gebruik van gegevens moet met betrekking tot die procedures een verantwoordingsplicht gelden, en moeten de procedures de nodige waarborgen bieden wat betreft de juistheid en de beveiliging van de gegevens bij transmissie en opslag, en dienen er procedures te zijn voor de registratie van uitgewisselde gegevens en beperkingen op het gebruik van die gegevens.
- (9)
Aan die eisen is voldaan door middel van het Verdrag van Prüm, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie. Opdat aan de essentiële vereisten van het Haags programma voor alle lidstaten kan worden voldaan binnen het daarin vastgestelde tijdschema, moet de inhoud van de fundamentele onderdelen van het Verdrag van Prüm voor alle lidstaten van toepassing worden.
- (10)
Dit besluit bevat derhalve bepalingen die op de voornaamste bepalingen van het Verdrag van Prüm zijn gebaseerd en zijn bedoeld om de informatie-uitwisseling te bevorderen, en houdt in dat de lidstaten elkaar toegang verlenen tot hun geautomatiseerde DNA-analysebestanden, geautomatiseerde dactyloscopische identificatiesystemen en voertuigregisters. In het geval van nationale DNA-analysebestanden en geautomatiseerde dactyloscopische identificatiesystemen moet een hit/no hit-systeem de verzoekende lidstaat, in een tweede fase, in staat stellen specifieke met een dossier verband houdende persoonsgegevens op te vragen in de lidstaat die het dossier beheert en, waar nodig, via rechtshulpprocedures, waaronder die welke ingevolge Kaderbesluit 2006/960/JBZ zijn aangenomen, om nadere informatie te verzoeken.
- (11)
Dit zal de bestaande procedures aanzienlijk bespoedigen doordat de lidstaten zo kunnen nagaan of een andere lidstaat over de door hen benodigde informatie beschikt, en om welke lidstaat het gaat.
- (12)
Grensoverschrijdende gegevensvergelijking kan misdaadbestrijding een nieuwe dimensie geven. De informatie die door het vergelijken van gegevens wordt verkregen, moet voor de lidstaten de deur openen naar nieuwe onderzoeksmethoden en derhalve een cruciale rol spelen in het ondersteunen van de rechtshandhavings- en justitiële autoriteiten van de lidstaten.
- (13)
De regels zijn gebaseerd op het in een netwerk onderbrengen van de nationale databanken.
- (14)
Onder bepaalde voorwaarden moeten de lidstaten al dan niet persoonsgebonden gegevens kunnen verstrekken, zodat de uitwisseling van gegevens over grootschalige
evenementen met een grensoverschrijdende dimensie wordt verbeterd met het oog op de voorkoming van strafbare feiten en de handhaving van de openbare orde en veiligheid.
- (15)
Bij de uitvoering van artikel 12 kunnen de lidstaten besluiten voorrang te geven aan de bestrijding van zware criminaliteit, gezien de beperkte technische capaciteit die beschikbaar is voor het doorzenden van gegevens.
- (16)
Niet alleen de verbeterde informatie-uitwisseling, maar ook andere vormen van nauwere samenwerking tussen politieautoriteiten moet worden gereguleerd, met name door middel van gezamenlijke veiligheidsoperaties (bv. gezamenlijke patrouilles).
- (17)
Nauwere politiële en justitiële samenwerking in strafzaken moet gepaard gaan met de eerbiediging van de grondrechten, met name het recht op eerbiediging van het privé-leven en op de bescherming van persoonsgegevens, dat moet worden gewaarborgd door specifieke regelingen inzake gegevensbescherming, die moeten zijn toegesneden op de specifieke aard van verschillende vormen van gegevensuitwisseling. Dergelijke specifieke bepalingen inzake gegevensbescherming moeten met name rekening houden met het specifieke karakter van de grensoverschrijdende online toegang tot databanken. Aangezien bij online toegang de lidstaat die het dossier beheert geen voorafgaande controle kan uitvoeren, moet er een systeem worden opgezet dat ervoor zorgt dat controle achteraf plaatsvindt.
- (18)
Het hit/no hit-systeem biedt een structuur voor de vergelijking van anonieme profielen, waarbij aanvullende persoonsgegevens pas na een hit worden uitgewisseld, en het nationale recht, met inbegrip van de rechtshulpvoorschriften, bepalend is voor de verstrekking en de ontvangst van die gegevens. Deze opzet waarborgt een adequaat systeem voor gegevensbescherming, met dien verstande dat de verstrekking van persoonsgegevens aan een andere lidstaat een adequaat niveau van gegevensbescherming door de ontvangende lidstaten vereist.
- (19)
Gezien de ruime uitwisseling van informatie en gegevens ten gevolge van een nauwere politiële en justitiële samenwerking, wordt met dit besluit beoogd een passend niveau van gegevensbescherming te waarborgen. Er wordt rekening gehouden met het beschermingsniveau dat voor de verwerking van persoonsgegevens is vastgesteld in het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, het daarbij behorende Aanvullend Protocol van 8 november 2001 en de beginselen van Aanbeveling R (87) 15 van de Raad van Europa tot regeling van het gebruik van persoonsgegevens op politieel gebied.
- (20)
Tot de in dit besluit opgenomen bepalingen inzake gegevensbescherming behoren ook de beginselen inzake gegevensbescherming die noodzakelijk waren bij ontstentenis van een kaderbesluit inzake gegevensbescherming in de derde pijler. Dit Kaderbesluit zou moeten worden toegepast op het volledige gebied van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, mits het niveau van gegevensbescherming waarin het voorziet, niet lager is dan dat van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en het daarbij behorende Aanvullend Protocol van 8 november 2001, en daarbij rekening wordt gehouden met Aanbeveling R (87) 15 van het Comité van ministers van de Raad van Europa van 17 september 1987 tot regeling van het gebruik van persoonsgegevens op politieel gebied ook wanneer de gegevens niet geautomatiseerd worden verwerkt.
- (21)
Aangezien de doelstellingen van dit besluit, met name de verbetering van de informatie-uitwisseling in de Europese Unie, wegens het grensoverschrijdend karakter van misdaadbestrijding en veiligheidskwesties, niet afdoende door de lidstaten afzonderlijk kunnen worden verwezenlijkt zodat de lidstaten verplicht zijn hiervoor op elkaar een beroep te doen, kunnen zij beter op Europees niveau gerealiseerd worden. De Raad kan bijgevolg maatregelen aannemen volgens het subsidiariteitsbeginsel op grond van artikel 5 van het EG-Verdrag, waarnaar in artikel 2 van het EU-Verdrag wordt verwezen. Overeenkomstig het in artikel 5 van het EG-Verdrag neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (22)
Dit besluit is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegd zijn,
BESLUIT: