Einde inhoudsopgave
Kadasterbesluit
Artikel 2 [Kadastrale aanduiding]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
23-09-2014, Stb. 2014, 343 (uitgifte: 03-10-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-2014, Stb. 2014, 343 (uitgifte: 03-10-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Goederenrecht / Algemeen
1.
Onroerende zaken worden kadastraal aangeduid door vermelding van achtereenvolgens de kadastrale gemeente en sectie, waarin de percelen en gedeelten van percelen zijn gelegen waarvan het grondgebied tot die zaak behoort, alsmede de nummers van die percelen. Onze Minister kan regels vaststellen omtrent de wijze waarop gedeelten van percelen, naast vermelding van de kadastrale aanduiding, nader worden aangeduid in het in te schrijven stuk. Voor een onroerende zaak die zich krachtens een opstalrecht op, in of boven de grond van een ander bevindt, geldt dezelfde kadastrale aanduiding als van de onroerende zaak die met dat opstalrecht is bezwaard. De tweede zin is van overeenkomstige toepassing op een onroerende zaak die zich op, in of boven de grond van een ander bevindt krachtens een recht als bedoeld in het vóór 1 januari 1992 geldende artikel 5, derde lid, onder b, laatste zinsnede, van de Belemmeringenwet Privaatrecht en daar aangeduid als een recht niet met name in het Burgerlijk Wetboek genoemd.
2.
Appartementsrechten worden kadastraal aangeduid door de vermelding van achtereenvolgens de kadastrale gemeente en sectie, waarin de in de splitsing betrokken percelen zijn gelegen, de complexaanduiding en de appartementsindex.
3.
De in het tweede lid bedoelde complexaanduiding bestaat uit het voor de in de splitsing betrokken percelen vastgestelde complexnummer, gevolgd door de hoofdletter A. De in het tweede lid bedoelde appartementsindex is het nummer dat op de in artikel 109, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde tekening is aangebracht als kenmerk van de gedeelten die voor gebruik als afzonderlijk geheel bestemd zijn of worden en waarvan het uitsluitend gebruik in het appartementsrecht is begrepen. Onze Minister stelt regelen vast omtrent de vaststelling van het complexnummer.
4.
Ingeval de in de splitsing in appartementsrechten betrokken percelen in verschillende burgerlijke gemeenten zijn gelegen is het tweede lid van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat in dat geval de bewaarder bepaalt van welke van de betrokken kadastrale gemeenten de naam wordt vermeld in de vast te stellen kadastrale aanduiding van de appartementsrechten waarin die percelen worden gesplitst.
5.
In afwijking van het eerste lid worden netwerken aangeduid door vermelding van achtereenvolgens de naam van de gemeente waarin het kantoor van de Dienst, binnen welks kring het netwerk is gelegen, is gevestigd, alsmede een hoofdletter en het nummer van het betreffende netwerk. Onze Minister stelt regelen vast omtrent de vaststelling van het nummer van het betreffende netwerk.
6.
Indien een netwerk is gelegen binnen de kring van meer dan één kantoor van de Dienst, wordt het netwerk ten aanzien van elk van die kantoren kadastraal aangeduid.