Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1143/2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten
Artikel 9 Toelatingen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
22-10-2014, PbEU 2014, L 317 (uitgifte: 04-11-2014, regelingnummer: 1143/2014)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-10-2014, PbEU 2014, L 317 (uitgifte: 04-11-2014, regelingnummer: 1143/2014)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Algemeen
1.
De lidstaten kunnen in uitzonderlijke gevallen van dwingend algemeen belang, onder andere van sociale of economische aard, vergunningen verlenen die aan instellingen toestaan om andere activiteiten te verrichten dan de in artikel 8, lid 1, vermelde, behoudens toelating door de Commissie, overeenkomstig de in dit artikel vermelde procedure en onder de in artikel 8, leden 2 en 3, bepaalde voorwaarden.
2.
De Commissie zet een elektronisch toelatingssysteem op en beheert dit, en beslist over toelatingsaanvragen binnen 60 dagen na ontvangst van een aanvraag.
3.
Toelatingsaanvragen worden door de lidstaten via het in lid 2 bedoelde systeem ingediend.
4.
Een toelatingsaanvraag bevat het volgende:
- a)
de gegevens van de instelling of groep van instellingen, met inbegrip van hun naam en adres;
- b)
de wetenschappelijke en gebruikelijke namen van de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten waarvoor een toelating wordt aangevraagd;
- c)
de in Verordening (EEG) nr. 2658/87 bedoelde codes van de gecombineerde nomenclatuur;
- d)
het aantal of het volume van de betrokken exemplaren;
- e)
de redenen voor de gevraagde toelating;
- f)
een gedetailleerde omschrijving van de voorziene maatregelen om ontsnapping of verspreiding uit de voorzieningen waar de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soort in gesloten omgeving zal worden gehouden en behandeld onmogelijk te maken, alsook van de maatregelen om ervoor te zorgen dat een eventueel noodzakelijk vervoer van de soort gebeurt in omstandigheden die ontsnappingen uitsluiten;
- g)
een beoordeling van het risico op ontsnapping van de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten waarvoor een toelating wordt aangevraagd, vergezeld van een beschrijving van de te nemen risicobeperkende maatregelen;
- h)
een beschrijving van het voorziene surveillancesysteem en van het noodplan dat is opgezet om een mogelijke ontsnapping of verspreiding, indien nodig met inbegrip van een uitroeiingsplan, aan te pakken;
- i)
een beschrijving van het op die instellingen toepasselijke nationale recht.
5.
Door de Commissie verleende de toelatingen worden ter kennis gebracht van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat. Een toelating heeft betrekking op een specifieke instelling, ongeacht de overeenkomstig lid 4, onder a), gevolgde aanvraagprocedure, en bevat de in lid 4 bedoelde informatie en de duur van de toelating. Een toelating bevat tevens bepalingen inzake de levering aan de instelling van aanvullende of vervangende exemplaren voor gebruik in de activiteit waarvoor die toelating is aangevraagd.
6.
Nadat de Commissie een toelating heeft gegeven, mag de bevoegde autoriteit, overeenkomstig artikel 8, leden 4 tot en met 8, de in lid 1 bedoelde vergunning verlenen. De vergunning bevat alle in de door de Commissie verleende toelating vermelde bepalingen.
7.
De Commissie wijst een toelatingsaanvraag af indien aan een in deze verordening bepaalde toepasselijke verplichting niet wordt voldaan.
8.
De Commissie stelt de betrokken lidstaat zo spoedig mogelijk in kennis ingeval een toelatingsaanvraag afgewezen is op grond van lid 7, met vermelding van de redenen voor de afwijzing.