Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/429 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’)
Artikel 48 Oprichting van antigeen-, vaccin- en diagnosereagensbanken van de Unie
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2016
- Bronpublicatie:
09-03-2016, PbEU 2016, L 84 (uitgifte: 31-03-2016, regelingnummer: 2016/429)
- Inwerkingtreding
20-04-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-03-2016, PbEU 2016, L 84 (uitgifte: 31-03-2016, regelingnummer: 2016/429)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Algemeen
1.
Voor in de lijst opgenomen ziekten als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder a), waarvoor vaccinatie niet verboden is bij een krachtens artikel 47, vastgestelde gedelegeerde handeling, kan de Commissie antigeen-, vaccin- en diagnosereagensbanken van de Unie oprichten en daarvoor beheersverantwoordelijkheid dragen, teneinde voorraden van één of meer van de volgende biologische producten op te slaan en te vervangen:
- a)
antigenen;
- b)
vaccins;
- c)
bronmateriaal voor vaccins;
- d)
diagnosereagentia.
2.
De Commissie zorgt ervoor dat de in lid 1 bedoelde antigeen-, vaccin- en diagnosereagensbanken van de Unie:
- a)
voldoende grote voorraden van de juiste soorten antigenen, vaccins, bronmateriaal voor vaccins en diagnosereagentia voor de betrokken specifieke in de lijst opgenomen ziekte aanhouden, rekening houdend met de in het kader van de in artikel 43, lid 1, bedoelde noodplannen geraamde behoeften van de lidstaten;
- b)
regelmatig voorraden antigenen, vaccins, bronmateriaal voor vaccins en diagnosereagentia ontvangen en die tijdig vervangen;
- c)
worden beheerd en verplaatst overeenkomstig de passende vereisten voor biobeveiliging, bioveiligheid en biologische inperking, als vastgelegd in artikel 16, lid 1, en in overeenstemming met krachtens artikel 16, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handelingen.
3.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 264 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:
- a)
het beheer, de opslag en de vervanging van voorraden van de antigeen-, vaccin- en diagnosereagensbanken van de Unie, bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel;
- b)
de voorschriften op het gebied van biobeveiliging, bioveiligheid en biologische inperking voor de werking van die banken, met inachtneming van de voorschriften in artikel 16, lid 1, en rekening houdend met de krachtens artikel 16, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handelingen.