Einde inhoudsopgave
Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames
Artikel 17 [Tweede beoordeling bij onjuiste of onvolledige informatie]
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2023
- Bronpublicatie:
18-05-2022, Stb. 2022, 215 (uitgifte: 10-06-2022, kamerstukken: 35880)
- Inwerkingtreding
01-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-05-2023, Stb. 2023, 174 (uitgifte: 31-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
1.
Indien het voornemen van een verwervingsactiviteit is gemeld aan Onze Minister of als is voldaan aan artikel 11, zesde lid, en bij hem bekend is geworden of een redelijk vermoeden is ontstaan dat door een meldingsplichtige onjuiste of onvolledige informatie is verstrekt, bevestigt Onze Minister op basis van een beoordeling op risico’s voor de nationale veiligheid schriftelijk dat een eerdere gedane mededeling als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, of een eerder genomen toetsingsbesluit in stand blijft of neemt hij ambtshalve een toetsingsbesluit dat de eerdere gedane mededeling vervangt of het eerder genomen toetsingsbesluit vervangt of aanvult.
2.
Alvorens een schriftelijke bevestiging te geven of een ambtshalve toetsingsbesluit te nemen als bedoeld in het eerste lid, kan Onze Minister binnen drie maanden nadat bij Onze Minister bekend is geworden of een redelijk vermoeden is ontstaan dat door een meldingsplichtige onjuiste of onvolledige informatie is verstrekt, de meldingsplichtige gelasten binnen een redelijke termijn aan Onze Minister een hernieuwde melding van de voorgenomen of inmiddels uitgevoerde verwervingsactiviteit te doen. De meldingsplichtige geeft uitvoering aan de last en op het doen van de melding is artikel 11, tweede tot en met vijfde lid, eerste volzin, van overeenkomstige toepassing.
3.
Onze Minister geeft een schriftelijke bevestiging als bedoeld in het eerste lid of neemt ambtshalve een toetsingsbesluit ter vervanging of aanvulling van het eerder genomen toetsingsbesluit binnen acht weken na:
- a.
het bekend worden of ontstaan van het redelijk vermoeden bij Onze Minister van de verstrekking van onjuiste of onvolledige informatie; of
- b.
het verstrijken van een gestelde redelijke termijn als bedoeld in tweede lid, indien een last tot het doen van een hernieuwde melding als bedoeld in dat lid is opgelegd en ongeacht of aan die last uitvoering is gegeven.