Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Protocol
Geldend
Geldend vanaf 30-09-1988
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 2019, 164).
- Bronpublicatie:
27-03-1986, Trb. 1987, 197 (uitgifte: 23-12-1987, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-09-1988
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-1988, Trb. 1988, 123 (uitgifte: 01-01-1988, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
Bij de ondertekening van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, heden tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije gesloten, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van de Overeenkomst vormen.
I. Ad artikelen 3, 4, 5 en 7
De voordelen van de bijzondere ‘joint venture’ die ingevolge de Turkse Wet op de vennootschapsbelasting geacht wordt een rechtspersoon te zijn, zijn slechts in Turkije belastbaar. Indien de activiteiten van een dergelijke ‘joint venture’ evenwel niet beantwoorden aan de vereisten van de bepalingen van artikel 5, derde lid, wordt voor de toepassing van deze Overeenkomst de rechtspersoonlijkheid van die ‘joint venture’ niet in aanmerking genomen en is de Nederlandse onderneming, die deelgenoot is in een dergelijke ‘joint venture’ in Turkije niet belastbaar voor haar aandeel in de voordelen van de ‘joint venture’ alsmede voor het door die ‘joint venture’ aan de Nederlandse onderneming betaalde vermeende dividend.
II. Ad artikel 4
Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip woont zonder een werkelijke woonplaats in een van de Staten te hebben, wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waarin het schip zijn thuishaven heeft.
III. Ad artikel 5
Met betrekking tot artikel 5, zesde lid, is het wel verstaan dat een overigens onafhankelijke vertegenwoordiger zijn onafhankelijke positie niet verliest op grond van het enkele feit dat hij ten behoeve van een onderneming een voorraad goederen of koopwaar aanhoudt, waaruit hij goederen of koopwaar levert, tegen voorwaarden die gebruikelijk zijn tussen onafhankelijke ondernemingen.
IV. Ad artikel 6
- 1.
Met betrekking tot artikel 6, tweede lid, is het wel verstaan dat de uitdrukking ‘alle soorten viswateren’ niet omvat visgronden buiten de territoriale wateren van de Staten.
- 2.
Het is wel verstaan dat onder inkomsten uit onroerende goederen niet worden begrepen de bestanddelen van het inkomen die in artikel 12 zijn behandeld.
V. Ad artikel 7
- 1.
Met betrekking tot artikel 7, eerste lid, kunnen voordelen behaald met de verkoop van goederen of koopwaar van dezelfde of soortgelijke aard als die welke worden verkocht, of met andere bedrijfsactiviteiten van dezelfde of soortgelijke aard als die welke worden verricht door middel van een vaste inrichting, worden geacht toerekenbaar te zijn aan die vaste inrichting indien wordt aangetoond dat tot deze transactie is overgegaan teneinde in de Staat waarin de vaste inrichting is gevestigd belastingheffing te vermijden.
- 2.
Met betrekking tot artikel 7, eerste en tweede lid, geldt dat, indien een onderneming van een van de Staten in de andere Staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, voor de toepassing van het eerste en tweede lid, de voordelen van die vaste inrichting niet worden bepaald op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis van de vergoedingen die aan de werkelijke werkzaamheden van de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening zijn toe te rekenen. Met name bij overeenkomsten betreffende het toezicht op, de levering, installatie of constructie van nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting of gebouwen alsmede bij openbare werken, worden, indien de onderneming een vaste inrichting heeft, de voordelen van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale bedrag van de overeenkomst, maar slechts op basis van dat deel van de overeenkomst dat werkelijk wordt uitgevoerd door de vaste inrichting in de Staat waarin de vaste inrichting is gevestigd. De voordelen die betrekking hebben op dat deel van de overeenkomst, dat wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor van de onderneming, zijn slechts belastbaar in de Staat waarvan de onderneming inwoner is.
- 3.
Met betrekking tot artikel 7, derde lid, wordt bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting geen aftrek toegestaan ter zake van betalingen voor interest, royalty's, commissielonen of andere soortgelijke betalingen aan het hoofdkantoor van de onderneming zelf of aan andere vaste inrichtingen uit hoofde van de gehele of gedeeltelijke verdeling van verliezen of onkosten van het hoofdkantoor van de onderneming zelf of van andere, in het buitenland gevestigde, vaste inrichtingen. Daarentegen mag de vaste inrichting, overeenkomstig artikel 7, derde lid, van de Overeenkomst, de ten behoeve van de vaste inrichting gemaakte kosten van interest, royalty's, commissielonen of andere soortgelijke betalingen (waaronder begrepen kosten van onderzoek of ontwikkeling) wel in aftrek brengen.
VI. Ad artikel 9
Met betrekking tot artikel 9, eerste lid, is het echter wel verstaan, dat het feit dat gelieerde ondernemingen overeenkomsten hebben afgesloten, zoals ‘costsharing’ overeenkomsten of algemene dienstverleningsovereenkomsten, voor of gebaseerd op de toerekening van de kosten van de leiding, de algemene beheerskosten, de technische en zakelijke kosten, kosten voor onderzoek en ontwikkeling en andere soortgelijke kosten, op zichzelf geen voorwaarde is als bedoeld in dat lid.
VII. Ad artikel 10
Met betrekking tot artikel 10, vierde lid, is het wel verstaan, dat onder dividenden, in het geval van Turkije, ook worden begrepen de inkomsten uit beleggingsfondsen en -trusts.
VIII. Ad artikelen 10, 11 en 12
Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van artikel 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Staat die de belasting heeft geheven, binnen de daarvoor in de nationale wetgeving van die Staat gestelde termijn.
IX. Ad artikelen 10 en 23
Niettegenstaande de bepalingen van artikel 10, tweede lid, onderdeel a), zal zolang ingevolge de bepalingen van de Nederlandse Wet op de vennootschapsbelasting en de toekomstige wijzigingen daarvan, van een lichaam dat inwoner is van Nederland geen Nederlandse vennootschapsbelasting worden geheven ter zake van dividenden die dat lichaam ontvangt van een lichaam dat inwoner is van Turkije, het percentage voorzien in dat onderdeel worden verlaagd tot:
- a)
10 percent ter zake van dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van Turkije; en
- b)
5 percent ter zake van dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van Nederland. In dat geval worden de bepalingen van artikel 23, tweede lid, onderdeel d), dienovereenkomstig toegepast.
X. Ad artikel 12
Het is wel verstaan dat beloningen ter zake van de uitoefening van zelfstandige werkzaamheden (waaronder begrepen de verlening van diensten) geen royalty's zijn als bedoeld in artikel 12, vierde lid.
XI. Ad artikelen 12 en 13
Met betrekking tot de artikelen 12 en 13 van de Overeenkomst is het wel verstaan dat in het geval van enige betaling ontvangen als een vergoeding voor de verkoop van de in artikel 12, vierde lid, bedoelde zaken, de bepalingen van artikel 12 van toepassing zijn, tenzij wordt aangetoond dat de desbetreffende vergoeding een vergoeding is voor de werkelijke vervreemding van bovengenoemde zaken. In dat geval zijn de bepalingen van artikelen 13 van toepassing.
XII. Ad artikel 14
Met betrekking tot artikel 14, tweede lid, onderdeel b), is het wel verstaan dat voor de toepassing van de in dat onderdeel voorziene termijnen slechts met elkaar samenhangende werkzaamheden in aanmerking worden genomen. Werkzaamheden die naar hun aard niet met elkaar zijn verbonden, worden echter niet beschouwd als samenhangende werkzaamheden.
XIII. Ad artikel 16
Het is wel verstaan dat met ‘bestuurder’ of ‘commissaris’ van een Nederlands lichaam worden bedoeld personen die als zodanig zijn benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders of door enig ander bevoegd orgaan van dat lichaam, en zijn belast met de algemene leiding van het lichaam, onderscheidenlijk met het toezicht daarop.
XIV. Ad artikel 23
Het is wel verstaan dat de bepalingen van artikel 23, eerste lid, onderdeel a), met betrekking tot de in dat onderdeel genoemde dividenden slechts van toepassing zijn zolang ingevolge de bepalingen van de Nederlandse Wet op de vennootschapsbelasting en de toekomstige wijzigingen daarvan, van een lichaam dat inwoner is van Nederland geen Nederlandse vennootschapsbelasting wordt geheven ter zake van dividenden die het lichaam ontvangt van een lichaam dat inwoner is van Turkije.
XV. Ad artikel 24
Het is wel verstaan dat de uitdrukking ‘onder dezelfde omstandigheden’ als genoemd in artikel 24, eerste lid, betrekking heeft op belastingplichtigen (natuurlijke personen, rechtspersonen, vennootschappen en verenigingen) die, gezien vanuit het oogpunt van de toepassing van de normale belastingwetten en -voorschriften, zowel naar de wet als feitelijk in wezenlijk soortgelijke omstandigheden verkeren. Dit betekent onder meer dat een onderdaan van een van de Staten, die inwoner is van een derde Staat en die een onderneming drijft in de andere Staat, in die andere Staat wordt onderworpen aan dezelfde belastingheffing of daarmede verband houdende verplichtingen, als waaraan een onderdaan van die andere Staat, die inwoner is van een derde Staat en die een onderneming drijft in die andere Staat, wordt of kan worden onderworpen.
XVI. Ad artikel 25
Met betrekking tot artikel 25, tweede lid, is het wel verstaan dat de belastingplichtige, in het geval van Turkije, om de uit een dergelijk onderling overleg voortvloeiende teruggaaf dient te verzoeken binnen een tijdvak van één jaar nadat de belastingadministratie de belastingplichtige van de uitkomst van het onderling overleg in kennis heeft gesteld.
XVII. Ad artikel 26
Met betrekking tot artikel 26, eerste lid, is het wel verstaan dat, zo lang de Republiek Turkije het Aanvullend Protocol van 17 maart 1978 bij het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 20 april 1959, niet heeft ondertekend, de bepalingen van artikel 26, eerste lid, niet gelden ten aanzien van inlichtingen benodigd voor vervolging.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN te Ankara de zevenentwintigste maart 1986 in tweevoud in de Engelse taal.