Verordening (Euratom) Nr. 1493/93 betreffende de overbrenging van radioactieve stoffen tussen Lid-Staten van de Europese Gemeenschap
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 09-07-1993
- Bronpublicatie:
08-06-1993, PbEG 1993, L 148 (uitgifte: 19-06-1993, regelingnummer: 1493/93)
- Inwerkingtreding
09-07-1993
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-06-1993, PbEG 1993, L 148 (uitgifte: 19-06-1993, regelingnummer: 1493/93)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Verordening van de Raad van 8 juni 1993 betreffende de overbrenging van radioactieve stoffen tussen Lid-Staten van de Europese Gemeenschap
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op de artikelen 31 en 32,
Gezien het voorstel van de Commissie (1), opgesteld na raadpleging van een groep van personen die door het Wetenschappelijk en Technisch Comité aangewezen zijn uit wetenschappelijke deskundigen van de Lid-Staten,
Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat de Raad op 2 februari 1959 richtlijnen heeft goedgekeurd tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren (4), met name gewijzigd bij Richtlijn 80/836/Euratom (5);
Overwegende dat de Lid-Staten, overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 80/836/Euratom, gehouden zijn de kennisgeving van werkzaamheden die een aan ioniserende straling verbonden gevaar meebrengen, verplicht te stellen; dat, rekening houdend met mogelijke gevaren en op grond van andere relevante overwegingen, deze werkzaamheden in door iedere Lid-Staat bepaalde gevallen onderworpen zijn aan een voorafgaande vergunning;
Overwegende dat de Lid-Staten derhalve elk op hun eigen grondgebied stelsels hebben ingevoerd om te voldoen aan de eisen van artikel 3 van Richtlijn 80/836/Euratom; dat zij derhalve via de nationale controles die zij verrichten op basis van nationale voorschriften die in overeenstemming zijn met de bestaande Gemeenschaps- en andere relevante internationale normen, een vergelijkbaar beschermingsniveau op hun grondgebied blijven waarborgen;
Overwegende dat de overbrenging van radioactieve afvalstoffen tussen Lid-Staten en naar en vanuit de Gemeenschap onderworpen is aan de specifieke maatregelen die zijn vastgesteld bij Richtlijn 92/3/Euratom(6); dat de Lid-Staten verplicht zijn uiterlijk op 1 januari 1994 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden om aan Richtlijn 92/3/Euratom te voldoen; dat elke Lid-Staat er voor verantwoordelijk dient te zijn dat zijn eigen radioactieve afvalstoffen op de juiste wijze worden beheerd;
Overwegende dat er sinds 1 januari 1993 in de Gemeenschap geen grenscontroles meer worden verricht, waardoor de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten geen gegevens over overbrenging van radioactieve stoffen meer ontvangen die zij voorheen, dankzij die controles, wel kregen; dat de bevoegde autoriteiten dezelfde gegevens nodig hebben als tevoren als zij hun controles ter wille van bescherming tegen radioactieve straling willen blijven uitvoeren; dat een communautair stelsel van verklaringen en de verstrekking van gegevens de handhaving van de controle terwille van stralingsbescherming zou vergemakkelijken; dat een stelsel van voorafgaande verklaringen nodig is voor de overbrenging van ingekapselde bronnen en radioactieve afvalstoffen;
Overwegende dat bijzondere splijtstoffen als omschreven in artikel 197 van het EGA-Verdrag onder de bepalingen van titel II, hoofdstuk VII — Veiligheidscontrole, van dat Verdrag vallen; dat het vervoer van die stoffen onderworpen is aan de verplichtingen van de Lid-Staten en de Commissie uit hoofde van het Internationaal Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal (IAEA 1980);
Overwegende dat deze verordening het verstrekken van gegevens en controles voor andere doeleinden dan bestralingsbescherming onverlet laat,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB nr. C 347 van 31.12.1992, blz. 17.
PB nr. C 150 van 31.5.1993.
PB nr. C 19 van 25.1.1993, blz. 13.
PB nr. 11 van 20.2.1959, blz. 221/59.
PB nr. L 246 van 17.9.1980, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 84/467/Euratom (PB nr. L 265 van 5.10.1984,blz. 4)
PB nr. L 35 van 12.2.1992, blz. 24.