Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 2:105 [Collectieve vergunning]
Geldend
Geldend vanaf 22-07-2013
- Bronpublicatie:
12-06-2013, Stb. 2013, 228 (uitgifte: 25-06-2013, kamerstukken: 33235)
- Inwerkingtreding
22-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-06-2013, Stb. 2013, 228 (uitgifte: 25-06-2013, kamerstukken: 33235)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:55, 2:60, 2:75, 2:80, 2:86 en 2:92 aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die mede strekt ten behoeve van bij die rechtspersoon aangesloten ondernemingen, indien die rechtspersoon, onverminderd de artikelen 2:58, 2:63, 2:78, 2:83, 2:89 en 2:94, aantoont dat hij:
- a.
krachtens zijn statuten en de statuten van de bij hem aangesloten ondernemingen of krachtens een overeenkomst met de bij hem aangesloten ondernemingen beschikt over voldoende bevoegdheden jegens de aangesloten ondernemingen om een handelen of nalaten van een zodanige onderneming in strijd met het bepaalde ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen met betrekking tot het verlenen van financiële diensten, met uitzondering van het aanbieden van rechten van deelneming in een icbe, tegen te kunnen gaan en door de Autoriteit Financiële Markten gegeven aanwijzingen op te laten volgen;
- b.
beschikt over voldoende mogelijkheden tot deskundige ondersteuning van de aangesloten ondernemingen; en
- c.
gemachtigd is die ondernemingen bij de vergunningaanvraag en ook overigens voor de toepassing van de afdelingen 2.2.5, 2.2.6, 2.2.8, 2.2.9, 2.2.10, 2.2.11, 2.3.6 en 2.3.7 en voor de toepassing van het bepaalde ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen met betrekking tot het verlenen van financiële diensten, met uitzondering van het aanbieden van rechten van deelneming in een icbe, te vertegenwoordigen.
2.
Indien na het verlenen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid een onderneming zich aansluit bij de rechtspersoon geldt de vergunning mede voor die onderneming, indien de rechtspersoon ten aanzien van deze onderneming voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.
3.
4.
De Autoriteit Financiële Markten kan financiële ondernemingen aanwijzen die voor de toepassing van het tweede en derde lid geacht worden over een vergunning als bedoeld in het eerste lid te beschikken, indien:
- a.
voor zover het financiëledienstverleners betreft, de rechtspersoon waarbij de andere ondernemingen zijn aangesloten een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning heeft;
- b.
voor zover het beleggingsondernemingen betreft, de rechtspersoon waarbij de andere ondernemingen zijn aangesloten en de aangesloten ondernemingen een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning hebben; en
- c.
voldaan wordt aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.
Het besluit tot aanwijzing kan door de Autoriteit Financiële Markten worden ingetrokken.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid, aanhef en onderdelen a en b.