Einde inhoudsopgave
Richtlijn 1999/74/EG tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 03-08-1999
- Bronpublicatie:
19-07-1999, PbEG 1999, L 203 (uitgifte: 03-08-1999, regelingnummer: 1999/74/EG)
- Inwerkingtreding
03-08-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-07-1999, PbEG 1999, L 203 (uitgifte: 03-08-1999, regelingnummer: 1999/74/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Douane (V)
De lidstaten zien erop toe dat alle in dit hoofdstuk bedoelde kooien vanaf 1 januari 2002 ten minste voldoen aan de volgende eisen:
- 1.
De legkippen moeten beschikken over:
- a)
een kooioppervlakte van ten minste 750 cm2 per kip, waarvan 600 cm2 bruikbare oppervlakte, met dien verstande dat de kooi boven andere plaatsen dan de bruikbare oppervlakte op elk punt ten minste 20 cm hoog moet zijn en dat de totale oppervlakte van een kooi niet kleiner mag zijn dan 2 000 cm2;
- b)
een nest;
- c)
een met strooisel bedekte ruimte waar de kippen kunnen scharrelen en bodempikken;
- d)
een geschikte zitstok met een lengte van ten minste 15 cm per kip.
- 2.
Er moet een vrij beschikbare voederbak aanwezig zijn, met een lengte van ten minste 12 cm vermenigvuldigd met het aantal kippen in de kooi.
- 3.
Elke kooi moet voorzien zijn van een passend watervoorzieningssysteem, met name rekening houdend met de groepsgrootte. Bij waterverstrekking via nippels of drinkwaterbakjes moeten ten minste twee nippels of twee drinkbakjes voor elke kip bereikbaar zijn.
- 4.
Teneinde de inspectie van de dieren en het vullen en ruimen van de kooien te vergemakkelijken, moeten de rijen kooien van elkaar gescheiden zijn door gangen van ten minste 90 cm breed en moet tussen de vloer van het gebouw en moeten de onderste[lees: en de onderste] kooien ten minste 35 cm boven de vloer van het gebouw worden geplaatst.
- 5.
De kooien moeten uitgerust zijn met passende voorzieningen om het doorgroeien van de nagels tegen te gaan.