Einde inhoudsopgave
Regeling inschrijving Nederlandse burgerluchtvaartuigen
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2020
- Bronpublicatie:
24-01-2020, Stcrt. 2020, 2460 (uitgifte: 27-01-2020, regelingnummer: IENW/BSK-2019/227524)
- Inwerkingtreding
01-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-01-2020, Stcrt. 2020, 2460 (uitgifte: 27-01-2020, regelingnummer: IENW/BSK-2019/227524)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Verkeersrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Bij de aanvraag tot inschrijving van het luchtvaartuig in het register wordt een bewijs van eigendom van het luchtvaartuig overgelegd.
2.
Indien het luchtvaartuig vanuit het buitenland wordt ingevoerd, wordt ingediend:
- a.
een algemene beschrijving van het luchtvaartuig met, indien van toepassing, vermelding van het aantal en type voortstuwingsinrichtingen en luchtschroeven;
- b.
een bewijs dat:
- 1°
het luchtvaartuig niet, dan wel niet meer in het buitenland is ingeschreven, of
- 2°
het luchtvaartuig ingevolge de artikelen IX, eerste lid, onderdeel a, en vijfde lid, onderdelen a en b, en XIII van het Luchtvaartprotocol uit een buitenlands register had moeten worden gederegistreerd.
3.
Wanneer het tweede lid, onderdeel b, onder 2°, van toepassing is wordt tevens ingediend correspondentie die aantoont dat de gemachtigde partij, of de door hem aangewezen persoon, overeenkomstig de artikelen IX, eerste lid, onderdeel a, en vijfde lid, onderdelen a en b, en XIII van het Luchtvaartprotocol het buitenlands register om de doorhaling van de inschrijving van het luchtvaartuig heeft verzocht en dat ondanks dat het verzoek naar behoren is ingediend de deregistratie niet heeft plaatsgevonden.
4.
Het tweede lid, onderdeel b, onder 2°, en het derde lid, zijn uitsluitend van toepassing indien de aanvrager ingezetene is van de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius of Saba en de inschrijving van het desbetreffende luchtvaartuig ten behoeve van exploitatie in één van deze lichamen plaats zal vinden.