Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken
Artikel 8
Geldend
Geldend vanaf 12-04-1982
- Bronpublicatie:
17-03-1978, Trb. 1979, 121 (uitgifte: 14-08-1979, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
12-04-1982
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-01-1982, Trb. 1982, 11 (uitgifte: 01-01-1982, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
De voorbehouden door een Verdragsluitende Partij gemaakt ten aanzien van een bepaling van het Verdrag, zijn eveneens van toepassing op dit Protocol, tenzij die Partij bij de ondertekening of bij de nederlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding het tegendeel verklaart. Dit geldt ook voor de verklaringen gedaan krachtens artikel 24 van het Verdrag.
2.
Iedere Staat kan bij de ondertekening, of bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, verklaren dat hij zich het recht voorbehoudt:
- a)
Hoofdstuk I niet te aanvaarden, of dit slechts te aanvaarden voor zover het zekere in artikel 1 bedoelde strafbare feiten of categorieën strafbare feiten betreft, of rogatoire commissies strekkende tot huiszoeking of inbeslagneming niet uit te voeren bij fiscale delicten;
- b)
Hoofdstuk II niet te aanvaarden;
- c)
Hoofdstuk III niet te aanvaarden.
3.
Iedere Verdragsluitende Partij kan een voorbehoud dat zij heeft gemaakt krachtens het voorgaande lid, intrekken door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring, die van kracht wordt op de datum van ontvangst daarvan.
4.
Een Verdragsluitende Partij die op dit Protocol een voorbehoud heeft toegepast dat is gemaakt ten aanzien van een bepaling van het Verdrag of die een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van een bepaling van dit Protocol, kan de toepassing van deze bepaling door een andere Verdragsluitende Partij niet verlangen; zij kan echter indien haar voorbehoud gedeeltelijk of voorwaardelijk is, de toepassing van die bepaling verlangen voor zover zij haar zelf heeft aanvaard.
5.
Op de bepalingen van dit Protocol is geen ander voorbehoud toegestaan.