Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Indonesië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 28A Bijstand bij de invordering van belastingen
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2017
- Bronpublicatie:
30-07-2015, Trb. 2015, 121 (uitgifte: 10-08-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-07-2017, Trb. 2017, 100 (uitgifte: 07-07-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
De Staten verlenen elkaar bijstand bij de invordering van belastingvorderingen. Deze bijstand wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2. De bevoegde autoriteiten van de Staten kunnen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van dit artikel regelen. Er mag geen verzoek om bijstand worden ingediend indien het totale bedrag van de betreffende vordering minder is dan EUR 1.500.
2.
Onder de uitdrukking ‘belastingvordering’ als gebezigd in dit artikel wordt verstaan een bedrag verschuldigd in verband met belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van de Staten, voor zover de belastingheffing uit hoofde daarvan niet in strijd is met dit Verdrag of met een ander instrument waarbij de Staten partij zijn, alsmede interest, administratieve boetes en de kosten van invordering of van conservatoire maatregelen die verband houden met dat bedrag.
3.
De bepalingen van dit artikel zijn slechts van toepassing op een belastingvordering die onderwerp is van een executoriale titel in de verzoekende Staat en die, tenzij anders overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten, niet wordt bestreden. Indien de vordering echter een belastingverplichting betreft van een persoon die geen inwoner van de verzoekende Staat is, is dit artikel slechts van toepassing indien de vordering niet langer kan worden bestreden, tenzij anders overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten. De belastingvordering wordt door die andere Staat ingevorderd in overeenstemming met de bepalingen van zijn wetgeving die van toepassing zijn op de tenuitvoerlegging en invordering van zijn eigen belastingen als ware de belastingvordering een belastingvordering van die andere Staat.
4.
Indien een belastingvordering van een Staat een vordering is ter zake waarvan die Staat uit hoofde van zijn wetgeving conservatoire maatregelen kan nemen teneinde de invordering te waarborgen, kan die belastingvordering op verzoek van de bevoegde autoriteit van die Staat worden aanvaard ten behoeve van het nemen van conservatoire maatregelen door de bevoegde autoriteit van die andere Staat. Die andere Staat neemt ter zake van die belastingvordering conservatoire maatregelen in overeenstemming met de bepalingen van zijn wetgeving, als ware de belastingvordering een belastingvordering van die andere Staat, ook wanneer de belastingvordering op het tijdstip waarop deze maatregelen worden genomen niet invorderbaar is in de eerstbedoelde Staat of verschuldigd is door een persoon die gerechtigd is de invordering ervan te beletten.
5.
Onverminderd de bepalingen van het derde en vierde lid, zijn op een door een Staat voor de toepassing van het derde of vierde lid aanvaarde belastingvordering niet de termijnen van toepassing noch wordt aan een belastingvordering voorrang verleend uit hoofde van de wetgeving van die Staat op grond van haar aard als zodanig en, tenzij anders overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten, kunnen belastingvorderingen niet worden ingevorderd door middel van inhechtenisneming wegens schuld van de schuldenaar. Voorts wordt aan een door een Staat voor de toepassing van het derde of vierde lid aanvaarde belastingvordering in die Staat geen voorrang verleend, die uit hoofde van de wetgeving van de andere Staat op die belastingvordering van toepassing is.
6.
Procedures inzake het bestaan, de geldigheid of het bedrag van een belastingvordering van een Staat worden niet aanhangig gemaakt bij de rechterlijke instanties of administratiefrechtelijke lichamen van de andere Staat.
7.
Indien te eniger tijd nadat uit hoofde van het derde of vierde lid een verzoek is gedaan door een Staat en voordat de andere Staat de desbetreffende belastingvordering heeft ingevorderd en overgemaakt aan de eerstbedoelde Staat, de desbetreffende belastingvordering:
- a.
in het geval van een verzoek ingevolge het derde lid, ophoudt een belastingvordering van de eerstbedoelde Staat te zijn die invorderbaar is uit hoofde van de wetgeving van die Staat en die verschuldigd is door een persoon die, op dat tijdstip, uit hoofde van de wetgeving van die Staat de invordering ervan niet kan beletten; of
- b.
in het geval van een verzoek uit hoofde van het vierde lid, ophoudt een belastingvordering van de eerstbedoelde Staat te zijn ter zake waarvan die Staat uit hoofde van zijn wetgeving conservatoire maatregelen kan treffen teneinde de invordering ervan te waarborgen,
stelt de bevoegde autoriteit van de eerstbedoelde Staat de bevoegde autoriteit van de andere Staat onverwijld daarvan in kennis, en, naar keuze van de andere Staat, wordt het verzoek door de eerstbedoelde Staat uitgesteld of ingetrokken.
8.
In geen geval worden de bepalingen van dit artikel zo uitgelegd dat zij een Staat de verplichting opleggen:
- a.
administratieve maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of de administratieve praktijk van die of van de andere Staat;
- b.
maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met de openbare orde (ordre public);
- c.
bijstand te verlenen indien de andere Staat niet alle redelijke invorderings- of conservatoire maatregelen heeft aangewend die hem naargelang van het geval uit hoofde van zijn wetgeving of bestuurlijke praktijk, ter beschikking staan;
- d.
bijstand te verlenen in gevallen waarin de administratieve last voor die Staat kennelijk niet in verhouding staat tot het voordeel te behalen door de andere Staat.