Einde inhoudsopgave
Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven
Artikel 13 [Passagiersgegevens naar derde land]
Geldend
Geldend vanaf 17-07-2021
- Bronpublicatie:
14-07-2021, Stb. 2021, 355 (uitgifte: 16-07-2021, kamerstukken: 35852)
- Inwerkingtreding
17-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-07-2021, Stb. 2021, 356 (uitgifte: 16-07-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Privacy / Internationaal gegevensverkeer
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Openbare orde en veiligheid / Terrorismebestrijding
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
De Passagiersinformatie-eenheid kan passagiersgegevens en zo nodig het verwerkingsresultaat van die gegevens ingeval de verwerking al overeenkomstig artikel 6, eerste lid, onderdeel a, is uitgevoerd, uitsluitend aan een autoriteit in een derde land, doorgeven indien:
- a.
de doorgifte in een bepaald geval noodzakelijk is voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van een terroristisch of ernstig misdrijf;
- b.
de autoriteit van het derde land er mee instemt de ontvangen gegevens alleen aan een ander derde land door te geven indien dit strikt noodzakelijk is voor de in onderdeel a genoemde doeleinden en nadat voor de doorgifte toestemming is verleend door de verwerkingsverantwoordelijke;
- c.
aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid, is voldaan;
- d.
aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 17a, eerste tot en met zevende lid, van de Wet politiegegevens voor de doorgifte van politiegegevens aan autoriteiten van andere landen wordt voldaan; en
- e.
aan de voorwaarden die bij algemene maatregel van bestuur worden gesteld aan de doorgifte van gegevens als bedoeld in de aanhef, alsmede aan de verdere verwerking daarvan door de autoriteiten van derde landen wordt voldaan.
2.
De Passagiersinformatie-eenheid kan passagiersgegevens die zijn verkregen van een andere lidstaat, zonder voorafgaande toestemming van die lidstaat alleen doorgeven aan de bevoegde autoriteit van een derde land, waar nodig in afwijking van het eerste lid, indien:
- a.
deze doorgiften van essentieel belang zijn om te kunnen reageren op een specifiek en daadwerkelijk gevaar in verband met terroristische misdrijven of ernstige criminaliteit in een lidstaat of een derde land; en
- b.
de voorafgaande toestemming van de lidstaat waarvan de gegevens zijn verkregen niet tijdig kan worden verkregen.
3.
In geval van toepassing van het tweede lid informeert de Passagiersinformatie-eenheid onverwijld de autoriteit die voor het verlenen van toestemming bevoegd is en zorgt zij voor deugdelijke registratie van de doorgifte ten behoeve van een controle die achteraf wordt verricht.
4.
De functionaris voor gegevensbescherming wordt onverwijld geïnformeerd over een doorgifte die op grond van dit artikel is gedaan.
5.
In afwijking van het eerste tot en met het vierde lid, vindt de doorgifte van passagiersgegevens of het verwerkingsresultaat van die gegevens door de Passagiersinformatie-eenheid aan de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland plaats met inachtneming van de op 30 december 2020 te Brussel en Londen tot stand gekomen Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds (PbEU 2020, L 444 en PbEU 2021, L 149). Artikel 10, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.