Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied optometrist
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Bronpublicatie:
10-06-2010, Stb. 2010, 285 (uitgifte: 16-07-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-06-2010, Stb. 2010, 285 (uitgifte: 16-07-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het aspect diagnostiek is zo ingericht dat betrokkene in staat is om in het kader van dat aspect, volgens de vigerende beroeps- en gezondheidszorgstandaarden, op methodische wijze de volgende interventies voor te bereiden, uit te voeren, te evalueren, bij te stellen en af te ronden:
- a.
het in het kader van het optometrische onderzoek, dat verricht wordt met behulp van daartoe geëigende apparatuur of door het toedienen van voor het onderzoek noodzakelijke farmaca bij de cliënt afnemen van een anamnese;
- b.
het op verwijzing van een huisarts of oogarts met behulp van daartoe geëigende apparatuur of door het toedienen van voor het onderzoek noodzakelijke farmaca uitvoeren van vervolgonderzoeken met betrekking tot oogaandoeningen bij daarvoor in aanmerking komende patiënten met chronische ziekten;
- c.
het verrichten van subjectieve oogmetingen;
- d.
het verrichten van objectieve oogmetingen;
- e.
het stellen van een optometrische diagnose;
- f.
het zo nodig verwijzen naar de huisarts van de cliënt of patiënt;
- g.
het in geval van spoed verwijzen naar oogarts en het rapporteren ter zake aan de huisarts van de cliënt of patiënt;
- h.
het voorschrijven van optische hulpmiddelen;
- i.
het aanmeten, verstrekken en afpassen van optische hulpmiddelen;
- j.
het verlenen van nazorg;
- k.
het geven van onafhankelijk advies over de verschillende correctie-mogelijkheden aan een cliënt;
- l.
het vastleggen van de zorg met behulp van ICT en beeldopslag;
- m.
het met andere zorgverleners waarborgen van effectieve en efficiënte optometrische zorg.
2.
Het aspect communicatie en samenwerking is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
effectief te communiceren met de cliënt of patiënt en, in daarvoor in aanmerking komende gevallen, met diens naaste betrekkingen;
- b.
een functionele samenwerkingsrelatie met de cliënt of patiënt aan te gaan, te onderhouden en af te ronden;
- c.
in het kader van formele relaties intern en extern te communiceren met andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg;
- d.
met andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en gesprekspartners in en buiten de organisatie professioneel overleg te voeren en samen te werken.
3.
Het aspect preventie en gezondheidsvoorlichting is zo ingericht dat betrokkene in staat is om in het kader van gedragsverandering de cliënt of patiënt en, in daarvoor in aanmerking komende gevallen, diens naaste betrekkingen op methodische wijze voor te lichten.
4.
Het aspect kwaliteitszorg en innovatie is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
de eigen zorg- en dienstverlening inhoudelijk en op effectiviteit en efficiëntie te analyseren, daaruit conclusies te trekken, op basis daarvan een plan te maken ter verbetering van de zorg- en dienstverlening, dit uit te voeren en te evalueren;
- b.
aan de cliënt of patiënt alsmede aan collega's en management verantwoording af te leggen over effectiviteit en efficiëntie van het eigen professionele handelen;
- c.
een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de zorg- en dienstverlening binnen de organisatie waarvoor de betrokkene werkt en in dat kader de zorg- en dienstverlening inhoudelijk en op effectiviteit en efficiëntie te analyseren en daaraan conclusies te verbinden;
- d.
met collega's veranderingsplannen te maken voor vernieuwing van de zorg- en dienstverlening binnen de organisatie en constructief mee te werken aan de uitvoering en evaluatie van deze plannen;
- e.
een bijdrage te leveren aan de kwaliteitszorg van de werkorganisatie en de arbeidsomstandigheden;
- f.
met collega's veranderingsplannen te ontwikkelen en uit te voeren op basis van toetsing, klachten, nieuwe situaties en ontwikkelingen op het gebied van bedrijfsvoering.
5.
Het aspect praktijk- en bedrijfsvoering is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
vanuit een zorgperspectief een bijdrage te leveren aan het zorgbeleid, de praktijkvoering en het beheer van de organisatie waarvoor de betrokkene werkt;
- b.
al dan niet met anderen tot een effectieve, efficiënte en hygiënische praktijk- en bedrijfsvoering te komen met behulp van ICT;
- c.
effectief leergedrag bij stagiaires en nieuwe collega's te stimuleren, zodat beginnende optometristen op professionele wijze bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van de organisatie.
6.
Het aspect beroepsontwikkeling is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
het beroep uit te oefenen overeenkomstig de geldende professionele richtlijnen en de stand van de wetenschap;
- b.
ethische vraagstukken die zich voordoen bij de optometrische handelingen te onderkennen en te hanteren;
- c.
te handelen vanuit een juist begrip van wettelijke regelingen en andere regelingen betreffende de beroepsuitoefening van de optometrist;
- d.
eigen beroepsmatig handelen, houding en motivatie te beschrijven, erop te reflecteren en te komen tot verdere ontwikkeling ter zake;
- e.
een bijdrage te leveren aan zo mogelijk multidisciplinair wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van de ontwikkeling van de zorg en dienstverlening;
- f.
maatschappelijke, wetenschappelijke en beroepsontwikkelingen alsmede veranderingen op het gebied van de gezondheidszorg en de zorg- en dienstverlening te vertalen naar het beroepsmatige handelen;
- g.
systematisch gegevens te verzamelen over de beroepsuitoefening, deze te onderzoeken en de uitkomsten te vertalen naar de consequenties voor het beroep;
- h.
relevante veranderingen in de samenleving en de regelgeving te signaleren, te onderzoeken en de resultaten hiervan te vertalen in een bijdrage aan het beroep en het beroepsmatige handelen;
- i.
met beroepsgenoten nieuwe methodieken, richtlijnen en protocollen te ontwikkelen;
- j.
een bijdrage te leveren aan intercollegiale kwaliteitszorg en in dat kader aan beroepsgenoten verantwoording af te leggen over effectiviteit en efficiëntie van het eigen professionele handelen;
- k.
op een effectieve manier wetenschappelijke informatie te verwerven, te verwerken en toe te passen in het beroepsmatige handelen;
- l.
te reflecteren op het eigen beroepsmatige handelen en dit op basis hiervan verder te ontwikkelen;
- m.
de eigen professionaliteit voortdurend te ontwikkelen op basis van nieuwe situaties in de samenleving of het beroepsdomein;
- n.
anderen te begeleiden in hun beroepsontwikkeling;
- o.
bij te dragen aan de ontwikkeling van de professie.