Einde inhoudsopgave
Zaaizaad- en plantgoedwet 2005
Artikel 71 [Redelijke vergoeding]
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2006
- Bronpublicatie:
19-02-2005, Stb. 2005, 184 (uitgifte: 07-04-2005, kamerstukken: 29650)
- Inwerkingtreding
01-02-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-01-2006, Stb. 2006, 41 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Agrarisch recht (V)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
De houder van een kwekersrecht kan een redelijke vergoeding vorderen van degene die in de periode gelegen tussen de aanvraag van een kwekersrecht en de verlening van het kwekersrecht handelingen als bedoeld in artikel 57 heeft verricht met betrekking tot het ras, waarvoor kwekersrecht is aangevraagd.
2.
De vergoeding is alleen verschuldigd voor handelingen die zijn verricht na afloop van dertig dagen, nadat de betrokkene bij deurwaardersexploot is gewezen op de krachtens dit artikel aan de houder van een kwekersrecht toekomende aanspraak.
3.
Bij het deurwaardersexploot wordt een door de Raad gewaarmerkt afschrift gevoegd van de ter zake van de aanvraag ingediende bescheiden dan wel van passages daaruit, voor zover zij uitsluitend betrekking hebben op de kenmerken van het ras waarvoor de aanvraag is ingediend en op de aanduiding van de eigenschappen waardoor het zich van andere rassen onderscheidt. Daartoe wordt niet gerekend de weergave van de totstandkoming van het ras of van de genealogische bestanddelen.
4.
Het eerste lid is niet van toepassing op de handelingen verricht door degene die daartoe is gerechtigd krachtens een overeenkomst met degene aan wie overeenkomstig artikel 50 of 51 de aanspraak op verlening van het kwekersrecht toekomt.